Het recht van uittreding ter discussie
Houden de Gereformeerde Kerken wel of niet het recht van uittreding -na een overgangstermijn- van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN)? De gereformeerde synode toonde zich over deze vraag vannacht tot op het bot verdeeld. Ze nam uiteindelijk het voorlopige besluit om dit recht van afscheiding niet langer tot de mogelijkheden te laten behoren.
Alvorens dit besluit te bekrachtigen, wilde de synode vanmorgen eerst de appellanten horen die bezwaar aantekenden tegen het feit dat gereformeerde kerken dit recht na vijf jaar wordt ontnomen.
De synode, die woensdag, vandaag en morgen bijeen is in Dalfsen, overwoog ook om de overgangstermijn te verlengen. Emoties, verwijten, tegenstrijdige adviezen van een ad-hoccommissie en van deputaten appèlzaken, en zelfs de dreiging van de burgerlijke rechter, waren de ingrediënten van de discussie. De triosynode zou volgens de planning vanmorgen beginnen, maar heeft dit moeten uitstellen omdat de gereformeerde synode eerst haar werk moet afmaken.
In 2002 sprak de gereformeerde synode uit dat plaatselijke gereformeerde kerken het recht op uittreding moeten opgeven wanneer ze deel uit gaan maken van de PKN. Er tekenden 22 kerken bezwaar aan, waarop de synode een overgangstermijn van vijf jaar besloot waarbinnen uittreden volgens het gereformeerde kerkrecht mogelijk is. De bezwaarden bleken hierover niet tevreden. Gereformeerde deputaten appèlzaken, het hoogste rechtsorgaan, stelden de bezwaarden in het gelijk. Zij adviseerden de synode op haar eerder genomen beslissing terug te komen.
De commissie die zich over deze zaak boog, adviseerde -tot verrassing van velen- om af te wijken van het advies van deputaten appèlzaken. De gereformeerde synode had zodoende te maken met twee tegenovergestelde adviezen: die van de commissie en die van de deputaten appèlzaken.
Ds. J. H. Langelaar (Boskoop) diende een tegenvoorstel in. Kerken die onoverkomelijke bezwaren hebben om het recht van uittreding op te geven, moeten binnen de PKN voor onbepaalde tijd een aparte status kunnen krijgen. „Er zijn tientallen kerken die onvoldoende vertrouwen hebben in de toekomstige kerk en die evenmin de eigen synode vertrouwen. Dat is erg genoeg.”
Hij verklaarde het zelf oneens te zijn met de bezwaarden, maar vroeg de synode hun wel recht te doen, „opdat de bezwaarden later zouden zien dat ze slechts hadden geleden aan koudwatervrees. Nu worden alle kerken gedwongen één richting uit te gaan. Ze arriveren dan op een T-splitsing, waarbij het is: erin, of eruit.” Zijn tegenvoorstel kreeg slechts 18 stemmen en werd daarmee verworpen.
Ds. C. W. Hoek (Zwartsluis), een van de appellanten, deed een vlammend betoog van een halfuur om toch vooral recht te doen aan de bezwaarden. De 22 appellerende kerken vertegenwoordigen naar zijn mening ongeveer 400 kerken, die echter geen tijd zouden hebben gehad om binnen de gevraagde termijn appèl aan te tekenen. „Het gaat dus om de helft van alle gereformeerde kerken.”
De bevoegdheid van de plaatselijke kerk kan hun niet door de synode ontnomen worden, aldus ds. Hoek. „Zij hebben die al, of ze moeten die vrijwillig opgeven.” De 400 bezwaarde kerken willen meewerken aan de vereniging en hebben volgens de predikant uit Zwartsluis geen principiële bezwaren tegen Samen op Weg. „Maar terwijl de Hervormde Kerk door het stof kruipt om bezwaarde gereformeerdebondsgemeenten een status aparte te geven, wordt dat aan gereformeerde kerken ontzegd.”
Er staan, volgens ds. Hoek, reeds gereformeerde kerken op het punt om een proefproces aan te spannen bij de burgerlijke rechter. „In tegenstelling tot de situatie in de Hervormde Kerk zal elke gereformeerde kerk dit proces winnen.”
Tegemoetkoming aan de bezwaarden hoeft volgens ds. Hoek de voortgang van SoW niet te hinderen. „Het belang van eenheid is veel groter dan de kerkordelijke consistentie. Overgangsbepalingen zonder eindtermijn kunnen kerkordelijk goed bestaan, als men daartoe maar bereid is. Het grootste verzet tegen het handhaven van rechten van gereformeerde kerken zit bij de hervormden, die bang zijn voor precedentwerking. Maar zij hebben dit recht zelf nooit gehad.”
De principiële vraag voor ds. Hoek is: „Moet een gereformeerde synode het recht van kerken buigen om aan hervormde vrees tegemoet te komen? Ik vrees dat gereformeerde kerken alleen welkom zijn binnen de verenigde kerk als ze bereid zijn hervormd te worden. Maar, het houdt een keer op.”
Prof. dr. L. J. Koffeman van de SoW-werkgroep kerkorde zei dat een status aparte wel mogelijk is voor de lutherse synode (vanwege haar minieme getalsmatige aandeel in de PKN), maar niet voor gereformeerden. „Het grote probleem is de rechtsgelijkheid voor de burgerlijke rechter. Als gereformeerden dit recht krijgen, dan zullen hervormde en lutherse gemeenten op lange termijn dit recht ook willen hebben.”
Koffeman ontkende dat er een draaiboek, „of een marsroute” voor Samen op Weg klaar zou liggen, zoals verschillenden vreesden. Hij bleek er niet zeker van dat de gereformeerde synode in december de vereiste tweederde meerderheid op zou kunnen brengen.