Bidden
Ezechiël 18:31b
„…want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?”
Welnu, een kind van God, die door genade van zijn ”ik kan niet” enigszins genezen is, kan bidden in het geloof, horen in het geloof, enzovoorts. Daarom zijn diens gelovig gebed en het gelovig horen van Gods Woord de middelen voor hem om nog meer te verkrijgen. Niet dat hij nog beter gehoorzamen of nog beter geloven kan, maar hij stelt de genoemde middelen in het werk om het te kunnen doen.
De onmacht der goddelozen strekt zich echter veel verder uit. Want hij kan niet bidden in het geloof, noch deze andere dingen in het geloof verrichten. Daarom mist hij het gelovig gebruik van deze middelen. Ik kan dat niet doen, zegt hij. Neen? Maar u zou het alles ter hand kunnen nemen en op een goede manier doen, zo goed als u maar mogelijk is. Want deze middelen zijn de uwe. Want hoewel gij niet in het geloof bidden kunt, kunt gij toch in uw huis regelmatig in gebed voorgaan. Hoe die gebeden dan verder ook mogen zijn (Galaten 4:6).
Zeker, u kunt geen gesprekken voeren in de genade, maar u kunt ze dagelijks voeren over de genade. U kunt het gepredikte Woord voor uw gezin niet in het geloof thuis herhalen en repeteren. Maar u kunt het wel zo goed mogelijk proberen.
Als u dan die middelen niet benutten wilt, stopt u voor een ”ik wil niet”. Als u dan omkomt, hebt u het aan uw eigen onwil te danken.
William Fenner, predikant te Sedgley (Eng.)
(”Moedwillige ongehoorzaamheid”, 1661)