Pittige kritiek op GPV-proefschrift
KAMPEN – Twee gereformeerd vrijgemaakte hoogleraren hebben pittige kritiek op het proefschrift dat Ewout Klei schreef over de geschiedenis van het GPV.
Dat bleek woensdag tijdens de promotie van Klei aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in Kampen (TUK). Prof. dr. C.J. de Ruijter, hoogleraar praktische theologie aan de TUK, miste in het proefschrift van Klei een uitwerking van de ideologie en theologie die de GPV’ers dreef bij de oprichting in 1948. Ook het verzet in het GPV tegen de Doorbraakgedachte (dat christenen met goed recht lid kunnen zijn van niet-christelijke partijen) heeft de promovendus in zijn proefschrift onvoldoende theologisch geduid. De Ruijter vroeg zich daarom af of Klei het GPV, dat in 2000 met de RPF opging in de ChristenUnie, wel recht doet.
Klei stelde daar tegenover dat hij geen theoloog, maar een historicus is en dat het Amerfoorts congres, waar tot de oprichting van het GPV werd besloten, vooral theologisch van aard was. Bovendien is het theologische element niet geheel afwezig omdat hij in het proefschrift wijst op de trouw van God als motief voor het handelen van het GPV.
Prof. dr. A. L. Th. de Bruijne, hoogleraar ethiek aan de TUK, verweet Klei dat hij in de valkuil is gestapt om als historicus de geschiedenis te beschrijven „vanuit het perspectief van de winnaar.” Dat blijkt volgens de hoogleraar vooral uit de woordkeus. Zo noemt Klei de eerste vertegenwoordiger van het GPV, Jongeling, iemand „uit het openluchtmuseum.” Dat doet volgens De Bruijne geen recht aan Jongeling, die zijn populariteit volgens hem te danken had aan het feit dat hij een snaar raakte bij het volk dat niet was beïnvloed door „de elite van de grachtengordel.” Volgens Klei is het lastig om als historicus objectief de geschiedenis te beschrijven. Naarmate de gebeurtenissen langer geleden zijn, gaat dat gemakkelijker.
Prof. dr. G. Voerman van de Rijksuniversiteit Groningen, die ook opponeerde, wilde graag weten hoe het kon dat het GPV enerzijds het isolement koesterde, maar toch ook streefde naar brede acceptatie. Dat had volgens Klei vooral te maken met de „missionaire drive” van de partij.