Het Emmeloordse ziekenhuis verkeert al lange tijd in crisis en moest daarom enkele afdelingen sluiten. Momenteel worden spoedgevallen ’s avonds en in het weekeinde opgevangen in het Lelystadse ziekenhuis. Dat leverde veel protesten op vanuit de bevolking, omdat daarmee de veiligheid van patiënten in gevaar zou komen.

De provincie Flevoland heeft toegezegd best een steentje te willen bijdragen aan de financiële nood van het ziekenhuis, maar daarover is nog geen definitief besluit genomen. „Wij willen wel helpen, maar dan moeten alle betrokken partijen, zoals de zorgverzekeraar, gemeente en het ministerie, ook meedoen”, laat zorggedeputeerde J. Bos weten.

Het ministerie van VWS gaf eerder al aan niet te willen opdraaien voor toekomstige structurele tekorten van de IJsselmeerziekenhuizen. „Als de minister niet wil betalen, zullen we met de gemeente om de tafel moeten. Wij willen een zo goed mogelijk ziekenhuis hebben”, merkt Bos nog op. De gemeente Noordoostpolder wil echter geen geld stoppen in het ziekenhuis. Dat is namelijk de taak van de rijksoverheid, legt een woordvoerder uit.

Zorgverzekeraar Het Groene Land/Achmea ziet ook niets in de extra kostenpost die 24–uurs spoedopvang met zich meebrengt. „We hebben alleen geld om de kwaliteit van de zorg in de IJsselmeerziekenhuizen op peil te brengen. Extra voorzieningen, zoals non–stop acute zorg, zijn nog een stap te ver”, meldt een woordvoerster. Over de toekomst kan ze nog niets zeggen. „Maar het ziet er niet rooskleurig uit. Het ziekenhuis zit diep in de problemen.”

Door de instemming van de Raad van Toezicht met de plannen van Brinkman, verdwijnen de afdelingen kindergeneeskunde en klinische verloskunde definitief uit het Emmeloordse ziekenhuis. Hiervoor is volgens de bestuurder en een speciale werkgroep namelijk geen geld. Pas over een jaar of vier wordt bekeken of deze afdelingen weer terug kunnen naar de Noordoostpolder. Tot die tijd blijven ze gevestigd in Lelystad. Een volwaardig ziekenhuis in Emmeloord is volgens Brinkman financieel onmogelijk, ook al was dat de wens van oud–minister van Volksgezondheid Bomhoff.