Springladeorgel Borgentreich sprankelt weer dankzij hightech
IJl rinkelt het calcantenbelletje, het signaal dat de orgeltrappers de balgen moeten ‘heffen’. Zodra de longen van het 45 registers tellende orgel zijn volgepompt, zet de Leeuwarder organist Theo Jellema in met de Preludium in G-moll van Franz Tunder. Het neogotische godshuis verandert in een grootse klankkathedraal.
Het monumentale Andreas Möllerorgel in de stadskerk van Borgentreich in de Duitse deelstaat Westfalen was in 2003 ernstig in verval geraakt en nauwelijks meer te bespelen. Na een ruim vijf jaar durende restauratie door de Saksische orgelbouwer Eule werd het orgel eerder deze maand feestelijk ingewijd.
Het instrument staat bekend om zijn unieke, middeleeuwse springladen, zijn barokke front en de verzadigde klank van zijn hoogkarate loden pijpen. Donker glanzend in het front van het gerestaureerde orgel weten de oude en de nieuw bijgemaakte orgelpijpen met hun volglanzende timbre het gehoor van organisten en publiek opnieuw te strelen.
Jörg Kraemer, cantor-organist van de stadskerk: „Hoewel orgelbouwer Paul Ott in de jaren vijftig het orgel naar zijn beste weten opknapte en moderniseerde, worden historische monumenten nu met veel meer piëteit behandeld.”
Zo is de kennis van verantwoorde restauratiemethoden aanzienlijk verfijnd, weet Kraemer. „We wilden het historische materiaal zo nauwkeurig mogelijk herstellen; het optimaliseren van de speelmogelijkheden was voor ons meer bijkomstig. Dat laatste deed Ott nog wel door onder meer het klavier te vergroten met een half octaaf.”
De gedreven organist, die ook beheerder is van het plaatselijke orgelmuseum, offerde eind vorige eeuw veel vrije tijd op om de geschiedenis van het Andreas Möllerorgel minutieus in kaart te brengen.
„De inscripties op de pijpen gaven ons waardevolle aanwijzingen om de oude historie op het spoor te komen. Orgeladviseur Alfred Reichling, specialist op dit gebied, hielp ons om in de tekens een zinvolle samenhang aan te brengen. Met zo’n 3000 oude pijpen lukte het om het ‘genoom’ van het orgel te ontcijferen.”
Kraemer ontdekte dat van de renaissance tot de late barok achtereenvolgens de orgelbouwers Bader, John, Möller en Heeren hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van dit instrument. „Ik ken geen orgel dat zo’n spannende geschiedenis heeft.”
Nadat in 2003 de Saksische orgelbouwer Eule opdracht kreeg tot restauratie van dit monumentale instrument bleek al spoedig dat voor een historisch verantwoord herstel van het oude pijpwerk aanvullend wetenschappelijk onderzoek nodig was.
Helmut Werner, hoofdrestaurateur van orgelbouwer Eule, vatte de koe bij de horens, samen met dr. Wolfgang Skorupa, materiaalwetenschapper aan het Helmholtz Zentrum Dresden-Rossendorf en fervent organist en orgeldeskundige. De uitdaging was om de oude, verloren gegane techniek voor het vervaardigen van orgelpijpen met een zeer hoog loodgehalte (meer dan 95 procent) nieuw leven in te blazen. Wolfgang Skorupa dacht dat hiervoor de technologie voor de fabricage van microchips geschikt zou kunnen zijn.
Samen met de technische universiteit Bergakademie Freiberg ontwikkelde Skorupa een methode om deze loden orgelpijpen opnieuw te vervaardigen. Ze herintroduceerden een gietbank waarop gesmolten lood versneld kon afkoelen en vervolgens als plaatmateriaal verder worden verwerkt.
Een granieten plaat, afkomstig uit het Saksische Lausitz, bleek geschikt om het lood snel af te laten koelen. Kraemer: „Door de snelle afkoeling ontstaat er een fijnere kristalstructuur in het materiaal. Die zorgt voor meer mechanische stevigheid in het van nature zachte lood. Zo voorkomen we dat de zware pijpen later als een plumpudding in elkaar zakken.”
Fascinerend was het voor de wetenschappers om te zien hoeveel overeenkomst deze oude technologie vertoont met de moderne, hightechmateriaalbewerking.
Wolfgang Skorupa: „Onze kennis van de microchipfabricage, waarbij we halfgeleiders met behulp van xenonflitslampen en lasers binnen enkele milliseconden opwarmen, komt hier goed van pas. Deze methode leidt niet tot een volledige opwarming van het materiaal, maar alleen tot een ultrakorte verhitting van het oppervlak.”
Een vergelijkbare verhittingstechniek heeft de materiaalwetenschapper met succes toegepast om de loden orgelpijpen te verstevigen. „Het is deze combinatie van de moderne materiaalwetenschap en het oude ambachtelijke vakmanschap ten dienste van de muziek die mij heeft geïnspireerd en gemotiveerd hiermee verder te gaan”, zegt een opgetogen Skorupa, die nu al bezig is met een nieuw orgelproject.
Hij wil samen met collega’s bij het Helmholtz Zentrum in Dresden gebruikmaken van geavanceerde nanotechnologie om de loodrijke pijpen te beschermen tegen corrosie, die de pijpen dof maakt of zelfs wit laat uitslaan.
Veel wil hij hierover nog niet kwijt; „we hebben het onderzoek nog maar net gestart.” Hij laat wel weten dat het gaat om het inbrengen van snelle geladen deeltjes (ionen) in de pijpen. Het resultaat is een uiterst dun opgebracht laagje (20 tot 30 nanometer dik) dat de pijpen beschermt tegen corrosie. Glimlachend: „Orgelbouwers en orgeladviseurs uit Europa en de VS tonen al grote belangstelling.”
Sleeplade verdringt blokwerk
Pijpen van middeleeuwse orgels worden aangeblazen via een eenvoudig blokwerk. Dat is een soort verdeelkast om de wind uit de blaasbalg via een ventiel toe te laten tot alle pijpen die bij een toets horen. Alleen het ”volle werk” kan op die manier worden gebruikt.
Het latere, veertiende-eeuwse blokwerk maakt meer klankvariatie mogelijk. Op toetsventielen volgen registerventielen, die onder elke pijp van een register zijn aangebracht. Om pijpen van een register te laten klinken moeten via een soort hefboom alle ventielen van een register worden opengedrukt.
Vanwege de gecompliceerdheid van de blokwerklade is deze later verdrongen door de sleeplade, die geen registerventielen maar verschuifbare planken of slepen met ronde gaten kent. In de juiste positie zullen deze gaten de lucht doorlaten naar de pijpen van het bijgeschakelde register.
Het orgel in Borgentreich heeft blokwerkladen voor het hoofd- en rugwerk, maar het borstwerk is vanwege ruimtegebrek uitgerust met een compactere sleeplade.
Orgelmuseum
Het orgelmuseum van Borgentreich –circa 60 kilometer ten noordwesten van Kassel– is vooral interessant voor de technisch geïnteresseerde orgelliefhebber. Behalve springladen en sleepladen zijn er ook allerhande moderne elektrische en pneumatische laden opgesteld. Veel soorten orgelpijpen kunnen er tot klinken worden gebracht.
Wie iets verder reist, vindt in het Duitse Ostheim, 55 kilometer ten oosten van Fulda, het interessante en kindervriendelijke Orgelbouwmuseum. Nog verder weg, in het Zwitserse Roche, staat het Musée Suisse de l’Orgue waar ook concerten worden gegeven.