Commentaar: ophef over giftige E-nummers mist elke grond
Wat de boer niet kent, dat eet-ie niet. Zou dat de reden zijn waarom E-nummers zo’n slechte naam hebben?
Donderdag verscheen het honderdduizendste exemplaar van het boekje ”Wat zit er in uw eten?” Volgens de Consumentenbond maakt de helft van de consumenten zich zorgen over additieven, toevoegingen aan voedingsmiddelen die een E-nummer hebben. Onder hen zijn kennelijk ook velen uit de gereformeerde gezindte, want daar vond het boekje goede aftrek.
Er zijn inderdaad goede redenen om kieskeurig en zorgvuldig te zijn bij de bereiding van ons voedsel. Dat er de laatste jaren meer aandacht is voor de herkomst van ingrediënten, valt toe te juichen. Juist christenen dienen te letten op een duurzame productie van hun voedsel, inclusief een passende beloning voor de producent ervan.
Maar dat is vast niet de enige verklaring waarom er onder hen een meer dan gemiddelde afkeer bestaat van E-nummers. In de gereformeerde gezindte heerst soms de ongefundeerde gedachte dat natuurlijke producten beter, veiliger en gezonder zijn dan voedingsmiddelen die allerlei bewerkingen hebben ondergaan. Nog kwalijker is de opvatting dat stoffen met E-nummers per definitie chemisch, schadelijk, synthetisch of zelfs kankerverwekkend zijn.
De gedachte dat ”natuurlijk” gelijk staat aan ”onschadelijk” mist elke grond. De giftigste stof die bestaat, botuline, is geen menselijk product maar juist een natuurlijke stof uit een bacterie. Het tien miljoenste deel van een gram is dodelijk voor een mens. Andersom, de opvatting dat ”chemisch” gelijk staat aan ”ongezond”, is ook ondoordacht. De naam van E250, natriumnitriet, klinkt chemisch, maar het betreft een natuurlijk mineraal dat juist vlees- en visproducten beschermt tegen het genoemde botuline.
De gedachte dat E-nummers vooral synthetische stoffen betreffen, komt door de ingewikkelde namen die erbij horen. Maar in werkelijkheid zitten er onder E-nummers ook tal van vitamines, natuurlijke kleurstoffen en ingrediënten zoals bijenwas. Ze zijn bedoeld om de kwaliteit en de houdbaarheid van producten te verhogen.
Het nummer zegt niets meer en niets minder dan dat het een door de Europese Unie goedgekeurde hulpstof is. Die goedkeuring krijgt zo’n stof pas als die na uitvoerig onderzoek veilig bevonden is. Claims over de schadelijkheid van sommige stoffen zijn vaak gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek. Het Voedingscentrum –geen industriële club maar een overheidsinstituut– zegt daarom: „E-nummers zijn veilig. Het zijn de best onderzochte stoffen die in voeding voorkomen, laat je dus niet bang maken.”
Een E-nummer betekent ook dat je van die stoffen niet te veel binnenkrijgt. Die garantie geldt zeker niet voor natuurlijke producten. Daar zitten soms onbekende schadelijke stoffen in. Verse cranberry’s bevatten soms meer E210 (benzoëzuur) dan volgens de EU-norm is toegestaan.
Nuchterheid is dus hoofdregel. De onjuiste ideeën over natuurlijke en biologische materialen zijn vaak gebaseerd op een vage Moeder Aardetheorie waar christenen verre van dienen te blijven. Ze weten immers beter? Juist de zondige mens is de oorzaak van gifstoffen in de natuur.