De grondslagen van Europa
Het parlement heeft nogal wat kritiek op de opstelling van de Nederlandse regering ten aanzien van de Europese grondwet. Een meerderheid vindt, zo bleek gisteren, dat Nederland zich sterk moet maken voor een commissaris met stemrecht.Ook moet het kabinet niet toegeven inzake de permanente voorzitter van de Europese Raad. Daarover had staatssecretaris Nicolaï al in een eerder stadium gezegd dat Nederland zijn bezwaren hield, maar er geen breekpunt van zou maken.
Verschil van mening is er ook over de vraag of er een referendum moet komen over de Europese grondwet. De linkse partijen en de LPF zijn daar voor en met de steun van de ChristenUnie zou men in de Tweede Kamer net aan een meerderheid komen.
Voor grondwetswijzigingen kennen we in Nederland wel een verzwaarde parlementaire procedure, maar van een referendum is nooit sprake geweest. Waarom zou dat nu ineens nodig zijn ten aanzien van een Europese grondwet?
Is een grondwetstekst ook niet veel te taai en veel te complex om daarover een referendum te laten plaatsvinden? Gezien het feit dat bij de verkiezingen voor het Europees Parlement al meer dan de helft van de kiezers thuisblijft, is de kans groot dat ook bij zo’n referendum de opkomst laag is.
Bovendien draagt dit eventuele referendum een raadplegend karakter. Regering en parlement zijn er niet aan gebonden. Dat leidt ook alleen maar tot frustratie wanneer het parlement een andere keuze maakt dan er bij dat referendum uit de bus gekomen is.
Enthousiasme voor een referendum past bij de mensbeschouwing en staatsvisie van een partij als D66. De mens als bij uitstek mondig wezen en de overheid als de uitvoerder van de wil van het volk. Bij het gedachtegoed van de ChristenUnie sluit dat toch veel minder aan. Partijen als RPF en GPV waren ook nooit voorstanders van een referendum. Vanwaar dan die ommezwaai?
Binnen de Europese conventie, waar de tekst van de nieuwe Europese grondwet wordt voorbereid, is ook aan de orde geweest in hoeverre die een verwijzing moest bevatten naar de christelijke grondslagen van de Europese beschaving. Vanuit de traditie van de Franse Revolutie voelde voorzitter Giscard d’Estaing daar niets voor.
Vandaar dat de nu aangedragen preambule wel een verwijzing bevat naar de heidense Griekse en Romeinse beschavingen en de door de rede geïnspireerde Verlichting, maar een expliciete verwijzing naar het christendom ontbreekt. Dat is zeker een manco. Dat geeft blijk van volstrekt onvoldoende zicht op de Europese cultuurgeschiedenis.
Uiteraard loopt een algemene verwijzing naar de betekenis van de christelijke of de Joods-christelijke godsdienst ook over van vaagheid. Daar valt veel onder wat de toets van Gods Woord niet kan doorstaan. Maar in ieder geval geeft men er blijk van te beseffen dat de Europese cultuur andere wortels heeft dan die van India of Japan.
Premier Balkenende noemde dat manco gisteren een ongelukkige situatie. Maar voor een wijziging van de nu voorliggende tekst zal hij zich niet sterk maken. En de niet-confessionele meerderheid van de Kamer vond het wel best zo.