Onder leiding van twee wetenschappers van de universiteit van Oxford bogen 57 antropologen, psychologen en filosofen uit twintig verschillende landen zich de afgelopen drie jaar over de vraag of het geloof in goddelijke wezens en een leven na de dood een aangeleerd idee van een samenleving is of een integraal onderdeel van de menselijke natuur. Het project kostte ruim 2 miljoen euro, zo meldde de Britse krant Telegraph donderdag.

Uit het onderzoek blijkt onder meer dat inwoners van steden in hoogontwikkelde landen minder vaak een religieuze overtuiging hebben dan mensen die in landelijke gebieden wonen. Dat komt volgens de wetenschappers omdat er een alternatief sociaal netwerk voorhanden is.

Een van de deelstudies, uit Oxford, concludeert dat kinderen onder de vijf jaar het gemakkelijker vinden om te geloven in „bovenmenselijke” eigenschappen dan om menselijke beperkingen te begrijpen.

De wetenschappers vroegen kinderen of hun moeder wist wat er in een gesloten doos zit. Driejarigen geloven dat hun moeder –en God– altijd de inhoud kennen, maar kinderen vanaf vier jaar beginnen te begrijpen dat een moeder niet alwetend is.

Onderzoek uit China laat zien dat mensen in verschillende culturen instinctief geloven dat hun lichaam, ziel of geest na de dood voortleven.

Volgens de codirecteur van het project, prof. Roger Van Trigt uit Oxford, blijkt uit het onderzoek dat religie in diverse culturen bij de menselijke natuur hoort. „Pogingen om godsdienst te onderdrukken, zullen waarschijnlijk van korte duur zijn omdat menselijke gedachten geworteld blijken te zijn in religieuze concepten, zoals het bestaan van bovennatuurlijke gezanten of goden, en de mogelijkheid van een hiernamaals of een eerder leven.”

Onderzoeksleider dr. Justin Barrett denkt dat geloof altijd zal blijven bestaan omdat religie kan werken als een samenbindende factor in een samenleving, waar ook ter wereld.