Vooralsnog geen euro voor Britten
Groot-Brittannië ziet vooralsnog af van invoering van de euro. De regering van premier Blair meent dat op dit moment de economische voorwaarden voor de overschakeling niet zijn vervuld. In april volgend jaar zal zij deelname aan de muntunie opnieuw overwegen.
Minister van Financiën Brown maakte het standpunt maandag in het Lagerhuis officieel bekend. De afwijzende beslissing vormde geen verrassing. Opvallend was wel de positieve toon die de bewindsman aansloeg ten aanzien van een vervanging van het pond sterling door het gemeenschappelijke EU-betaalmiddel op een later tijdstip. „Zodra het economisch verantwoord is, moeten we ons aansluiten”, bond hij de parlementsleden op het hart. Dat leidde tot hoon van de zijde van de conservatieve oppositie.
Gordon Brown, die vaak wordt aangemerkt als een euroscepticus, kondigde maatregelen aan die zullen bijdragen tot „een heldere pro-Europese consensus” in zijn land. Hij benadrukte dat toetreding tot de Economische en Monetaire Unie (EMU) de handel met het continent op langere termijn met naar schatting ongeveer de helft zal doen uitbreiden en voor het bedrijfsleven een besparing aan kosten van het omwisselen van valuta’s zal meebrengen van 1 miljard pond per jaar. Een hogere levensstandaard en lagere prijzen liggen volgens hem in het verschiet. Voorts krijgt het Verenigd Koninkrijk meer politieke invloed binnen de EU, hield Brown de volksvertegenwoordigers voor.
De regering in Londen heeft vijf criteria geformuleerd waaraan moet zijn voldaan om de euro te accepteren. Zo dient er sprake te zijn van een parallelle ontwikkeling van de Britse en de continentale economieën en mogen er geen schadelijke effecten optreden in de sfeer van de investeringen en de werkgelegenheid. Een 1800 pagina’s tellend rapport verschaft een analyse van de situatie.
Brown concludeert erin dat er nog te veel obstakels bestaan. Eén daarvan betreft de renteverschillen. De officiële tarieven liggen in Groot-Brittannië 1,75 procentpunt boven het niveau in de eurozone. Dat zou instabiliteit kunnen veroorzaken op de huizenmarkt, die aan de overzijde van de Noordzee erg rentegevoelig is.
Ook zijn de arbeids- en de goederenmarkten op het Europese vasteland te weinig flexibel om economische schokken op te vangen en is de koers van het pond tegenover de euro te hoog. Dit brengt risico’s met zich mee voor de groei en de werkgelegenheid.
Volgend jaar vindt er opnieuw een afweging plaats. Brown beloofde maandag nog eens dat bij een positief oordeel de burgers zich via een referendum mogen uitspreken over het afschaffen van het pond. Als er nu een dergelijke volksraadpleging zou worden gehouden, zouden circa twee van de drie Britten tegen de euro stemmen, zo blijkt uit opiniepeilingen. Ook dat maakt de regering uiteraard terughoudend.
Niet alleen het grote publiek, maar eveneens de politiek en het zakenleven zijn ernstig verdeeld over de kwestie. Tegenstanders tillen er zwaar aan dat de zeggenschap over de rente verhuist naar de ECB in Frankfurt en dat het begrotingsbeleid gaan vallen onder de regels van het stabiliteitspact.
Tot dusver participeren twaalf van de vijftien EU-lidstaten in de monetaire unie. Behalve Groot-Brittannië hebben ook Denemarken en Zweden vooralsnog de euro buiten de deur gehouden. In laatstgenoemd land gaan de inwoners op 14 september naar de stembus om via een referendum te beslissen over de introductie van de eenheidsmunt. Volgens de laatste onderzoeken groeit de aanhang die kiest voor een nee.