„En na de districtsavond uiteraard de Mac”
„Mag ik eens vragen: Wie van jullie komt er wel eens bij McDonald’s?” Honderden handen vliegen de lucht in. „Misschien kan ik het beter andersom vragen”, zegt jeugdwerkadviseur Niek Overbeeke. „Wie komt er nooit bij de Mac?” Het aantal vingers haalt de 100 nog niet.
Zo’n 2000 jongeren woonden zaterdag de jaarlijkse +16-bondsdag van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten bij. ”Brood-Nodig”, luidde het thema. Locatie was ditmaal het Nederlands Congres Centrum in Den Haag.
„De bede ”Geef ons heden ons dagelijks brood” sluit overmatigheid uit”, zegt jeugdwerkadviseur Sandor van Leeuwen. Overmatigheid is echter troef in de huidige jeugdcultuur, zo laat hij in zijn presentatie ”Consumptisme” zien. „Zaterdagavond: districtsavond. Na afloop, uiteraard, de Mac. Maandagavond: catechisatie. Na cat: even bijpraten in de snackbar. Dinsdag: zes lange lessen op school. Pauze - toch maar even iets uit de automaat. Wekelijks rollen op de Guido de Brès in Rotterdam 3500 artikelen uit de automaat, goed voor een omzet van 2200 euro…”
„Wat vond je van de presentatie?” vraagt Niek Overbeeke na afloop aan een jongere -„Ik heet Klaas”- in de zaal. „Ja, wel herkenbaar”, zegt Klaas. „Schrijnend in vergelijking met vanmorgen.”
’s Morgens stond onder meer de powerpointpresentatie ”Hongerend Afrika” op het programma, gevolgd door een interview met RD-journalist Richard Donk. „Vijfhonderd miljoen mensen op deze wereld lijden chronisch honger, 1 miljard mensen lijden aan een ziekte. Een op de drie kinderen wordt zo slecht gevoed dat het zich nauwelijks kan ontwikkelen. Maar het blijft veelal onopgemerkt. Slechts af en toe komen beelden ervan in de picture.”
„Hoe is het nu om zoiets in het echt te zien?” vraagt Van Leeuwen aan buitenlandjournalist Donk, die vorig jaar een reportage schreef over de hongersnood in Angola en Malawi. Donk: „Vooral het leed van kinderen maakt veel indruk. Ik ontmoette een uitgemergelde vrouw die haar man en kinderen was kwijtgeraakt. Dat gezin is toch herenigd - een ontroerend moment.”
Hoofdsprekers waren ds. C. Sonnevelt en ds. G. J. van Aalst. „In het boek Daniël treffen we de machtige worsteling aan tussen het rijk van God en het rijk van satan”, zei ds. Sonnevelt, die het thema ”Op water en brood” inleidde. „Wat is de satan listig, wat is hij diplomatiek. Hij zoekt de jonge mensen op, de bloem der natie. Daniël en zijn drie vrienden. Hij nodigt ze uit aan het hof. Ze krijgen een opvoeding van de beste soort.
Zo werkt hij nog steeds, met middelen waarvan Nebukadnezar niet eens had kunnen dromen. De wereld lokt en is o zo verleidelijk. En de geest van aanpassing gaat ons niet voorbij.
Waar het nu zo op aankomt, is de vreze des Heeren. Dan ga je je buigen óver Gods Woord en buig je ónder dat Woord, net als Daniël. Lees maar, in hoofdstuk 1:8: Daniël nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de stukken van de spijs des konings. O, gelukkige Daniël. Hij mocht de goede keuze doen. Want Zijn gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen.”
De Heere zoekt nog jonge rekruten voor Zijn dienst, zei de Veenendaalse predikant. „Hier vlakbij staat het Catshuis, en daarachter de school waarop ik heb gezeten. Vechtend tegen God, met gebalde vuisten, om het maar niet van Hem te hoeven verliezen. Wie ben ik dat ik nu op deze plaats mag staan! En als het dan voor mij kan, dan kan het zeker voor jullie.”
Ds. Van Aalst sprak over ”Het levende Brood.” „Ik ben het levende Brood. Het is een van de zeven ”Ik ben”-uitspraken in de Schrift. En in daden en woorden maakt Hij Zijn Namen waar. Waar Jezus is, is Brood. Waar Hij gemist wordt, vergaan we van honger en kommer.”
Velen volgen Hem echter slechts voor het tijdelijke brood, zo blijkt wel uit Johannes 6. „De liefde in Galilea gaat door de maag. Ze erkennen dat wat Hij geeft, en dat willen ze wel hebben. Maar ze geloven niet wie Hij is: het levende Brood. Ze hebben Christus’ heerlijkheid niet aanschouwd; zijn tekentaal niet begrepen.
Wie begrijpen die taal wel? Ds. Van Aalst: „Johannes, de apostel der liefde, is hier aangrijpend eerlijk. Vers 37: Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen. Tot Jezus komen is onmogelijk, zonder de trekkende liefde des Vaders. En dat is niet om je te verontschuldigen, maar om je uit te drijven.
Maar ook toen vond men deze boodschap al aanstootgevend. Geërgerd lopen ze weg. Jezus trekt echter niets terug. En Hij houdt oog voor de enkeling, al gaan er duizenden weg. Zo is het nog. Betrokkenen lopen weg. Getrokkenen kunnen niet weg. Door Hem, om dat eeuwige genadeverbond.”