Buitenland

„Dit is geen oefening in een bos in Nederland”

Zaterdagochtend 08.00 uur. De ene Nederlandse militair ligt nog te slapen. Zijn collega staat op het punt de poort uit te rijden. Een ander keert terug van een nachtelijke patrouille. Voor de Nederlandse collega’s van de vier Duitse ISAF-militairen die zaterdag om het leven kwamen bij een aanslag in Kabul, verliep de dag heel anders dan normaal.

Daphne Meijer
10 June 2003 09:02Gewijzigd op 14 November 2020 00:22

De mannen van de Luchtmobiele Brigade in Schaarsbergen bewonen hetzelfde grote legerkamp, Camp Warehouse, even buiten de Afghaanse hoofdstad, als de Duitse militairen die zaterdag bij de aanslag betrokken waren. Korporaal Johan Moltmaker uit Obdam sliep net twee uur, na een nachtelijke patrouille door het zuidelijkste stukje van Kabul. „Ik werd wakker gemaakt en hoorde dat er een ongeluk was gebeurd, een mijnincident, hier op de weg die langs onze basis loopt. Ik was moe dus probeerde verder te slapen, tot ik een uur later hoorde wat er was gebeurd was.”

Frank de Wit, soldaat tweede klas uit Geertuidenberg, stond met zijn collega’s op het punt het kamp uit te rijden. „We zouden ’s ochtends een militaire demonstratie geven voor Nederlandse gasten. Dat werd afgelast. In plaats daarvan bleven we in onze tenten, klaar om uit te rukken als we ergens in de stad of op de weg nodig zouden zijn.”

Korporaal eerste klas Germain Domacasse uit Spijkenisse zat die zaterdag met zijn groep „de hele dag stand-by op het kamp, in onze auto’s.” Dennis van Duijn uit Katwijk, eveneens korporaal eerste klas, had die nacht een patrouille gereden en werd wakker van de explosie en van de ambulances die op het terrein af en aan reden.

Het duurde een paar uur voordat iedereen wist wat er een paar kilometer van hun kamp was voorgevallen. „In eerste instantie hoorden we dat het om een ongeluk ging.”

Het was echter geen ongeluk. Een taxi met zo’n 100 kilo explosieven op de achterbank boorde zich in een bus die deel uitmaakte van een konvooi dat op weg was naar het vliegveld van Kabul. De inzittenden, allen Duitsers, waren wrang genoeg op weg naar huis. Zij hadden hun zes maanden in Afghanistan erop zitten en zouden in de loop van het weekeinde via Oezbekistan naar Keulen vliegen. Bij de aanslag raakten 31 militairen gewond. De twee inzittenden van de taxi waren op slag dood. Een voorbijfietsende Afghaan overleed een dag later aan zijn verwondingen.

„De rest van de dag ging als een droom voorbij”, vertelt korporaal Johan Moltmaker. „Al heel snel zagen we via de satelliettelevisie wat er buiten gebeurde.” Ook hun groepscommandanten gaven voortdurend het laatste nieuws door dat zij van hun superieuren te horen kregen. Tot 13.00 uur was alle contact met de buitenwereld onmogelijk, een standaardprocedure bij calamiteiten. Korporaal Domacasse: „’s Middags heb ik een e-mail naar huis gestuurd, dat alles in orde was. Maar mijn familie had toen al op de televisie gezien dat er geen Nederlanders bij de aanslag betrokken waren.”

De familieleden van de vier militairen raakten niet in paniek. „Men weet dat wij hiernaartoe gekomen zijn met een taak en dat we pas weggaan als Den Haag ons terugroept.” En tegen een aanslag, die altijd onverwacht komt, kun je je nu eenmaal onmogelijk verweren. Frank de Wit: „Ze rijden hier als dwazen, je moet voortdurend opletten. Maar een aanslag… dat gaat zo snel. Tegen de tijd dat je denkt: Wat doet die auto nou, is het te laat.”

Johan Moltmaker moest de volgende ochtend gewoon de poort uit en de stad in. „Ik ben altijd wel scherp, maar gisteren gierde de adrenaline echt door mijn lichaam.” Alle vier zijn inmiddels de straat op geweest om te patrouilleren en met inwoners van Kabul te praten. De bevolking laat weten de aanslag te betreuren. De Nederlanders kregen de afgelopen dagen een aantal keren te horen dat er voor hun Duitse collega’s wordt gebeden. Maar of deze aanslag echt een grote impact heeft op de Afghanen, die meer dan twintig jaar oorlog achter de rug hebben, betwijfelen de militairen.

De Nederlandse soldaten van de Luchtmobiele Brigade werken nauw samen met hun Duitse collega’s. Korporaal Van Duijn kende sommige van de slachtoffers van gezicht. „Ik was met geen van hen bevriend, maar een aantal kende ik van mijn vorige missie hier, ISAF 3.” Het maakt in feite ook niet uit welke nationaliteit de slachtoffers hebben. Er heerst saamhorigheid. Korporaal Moltmaker: „Als er zoiets gebeurt, wil je iets doen. Je wilt je nuttig maken. Iedereen heeft dat. Er kwam een oproep van het Duitse veldhospitaal aan mensen met bloedgroep O negatief om bloed te geven.” Alleen al van de Nederlanders meldden zich spontaan 26 man. „En weet je wat het ook is met zo’n aanslag? Het drukt ons met onze neus op de realiteit. Dit is echt, en geen oefening in een bos ergens in Nederland.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer