Dat concludeert theoloog San van Eersel, die donderdag aan de Radboud Universiteit in Nijmegen promoveert op een onderzoek naar de dialoog tijdens de godsdienstles op school. Van Eersel, die bij het Instituut voor Katholiek Onderwijs werkt en zelf ook godsdienstdocent is, zette op een rijtje hoe in de klas het beste gewerkt kan worden zodat leerlingen elkaar en zichzelf beter leren begrijpen. „Iedereen vindt dat dialoog nodig is om interreligieuze verschillen beter te kunnen begrijpen, maar dat is op school minder simpel dan het lijkt”, aldus de promovendus.

Leerkrachten zijn volgens Van Eersel gewend om de klas vragen te stellen waarop ze zelf het antwoord al weten. Dat is voor een gesprek over godsdienst fnuikend. Een godsdienstleraar moet geen feiten toetsen, zoals wat er gevierd wordt op Pinksteren, maar vragen of zo’n dag voor een kind iets betekent. En de antwoorden moeten ze niet, zoals ze gewend zijn, corrigeren of aanvullen. „Het gesprek moet zich verder ontwikkelen”, adviseert Van Eersel.

De theoloog observeerde godsdienstlessen op katholieke basisscholen in het hele land. Hij constateerde dat er wel enige sprake is van dialoog tijdens deze lessen, maar dat het veel effectiever kan. Van Eersel pleit ervoor dat leerkrachten tijdens hun opleiding meer leren over ‘dialoogvaardigheid’. De promovendus heeft in zijn onderzoek vijftien manieren benoemd om leerlingen te leren op een vruchtbare manier met elkaar te praten over religie.