Moederdag
„Er is een echt vrouwelijke grootheid, die niet op slagvelden, noch in raadzalen, noch in boekvertrekken wordt gezien, maar welker zegenrijke werking zich in de heilzaamste gevolgen openbaart, al heeft ze in de stilte gewerkt. Wie heeft liefde tot God, liefde tot christelijke deugd, in de harten der kinderen geplant? Wie heeft den eerbied voor het Bijbelboek, dat kostbaarste huissieraad onzer godsdienstige vaders, ook in de aanzienlijkste geslachten, bewaard? (…) Dat zijn uwe verdiensten geweest, Nederlandsche vrouwen! Terwijl uwe echtgenooten, terwijl uwe zonen het vijandelijke zwaard trotseerden of dobberden op eene verbolgen zee, bloeiden, door uwe zorg, deugd en godsdienst en vaderlandsliefde en geluk in uw eerbiedwaardig binnenvertrek. Gij waart sieraden van uw huis, daarom zijt gij sieraden ook van uw vaderland geweest.”
Toegegeven – deze taalvorm is niet die van 2011. En wat de inhoud betreft, de algemene opinie over „de Nederlandsche vrouwen” heeft zich, zo lijkt me, inmiddels tot een andere ontwikkeld dan wat hier geschreven wordt. Deze regels zijn dan ook van een negentiende-eeuwer. Mr. G. Groen van Prinsterer schreef ze.
Moederschap
Ik ontdekte ze in een van de nagelaten boeken van de onvergetelijke dr. W. Aalders. Op tal van plaatsen in zijn vele publicaties vroeg hij gepassioneerd aandacht voor gezin en huwelijk, voor de christelijke school – en niet het minst voor de waarde en betekenis van het moederschap. Graag en veel citeerde hij uit klassieke geschriften om zijn weloverwogen gedachten te staven. Het was zijn vaste overtuiging dat het vooral de moeder is die geroepen wordt om het kind in zijn of haar prille jeugd in te wijden in de geheimen van de wet van God en van Zijn goddelijke leer.
Aalders schreef in dat verband dat het het grote voorrecht van de moeder is om haar kinderen te spijzen en te laven met het Woord van de Heere. „De moeder omvat het kind eerst in de geborgenheid van de moederschoot. Daarna in de geborgenheid van het huis. Het is de moeder die het huis ziel en leven geeft en het maakt tot een oerruimte, waar het kind groeien, tieren, spelen, leren kan. Daarom schermt zij die oerruimte af van de heftige dynamiek en de felle prikkels van straat en markt. Het kind leeft met weinig, maar het leeft diep. Daarom moet het ouderlijk huis een citadel, een plaats van wereldse distantie zijn. De moeder weet dat het een levensvoorwaarde is voor het kind” (”Theocratie of ideologie”, blz. 50, 217).
Roeping
Dr. Aalders onderscheidde de geesten van zijn tijd. Lang voordat anderen het zagen, ontwaarde hij ontwikkelingen die na verloop van tijd desastreuze gevolgen zouden hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor de plaats van het gezin in de samenleving.
Huwelijk en gezin dienden zijns inziens –en terecht!– havens te zijn te midden van de chaotische en onstuimige wereldzee. Hij voorzag een trend waarin „de chaosmachten, de tomeloze driften” een aanval zouden doen op gezin en kind. En nu was het speciaal de roeping van de moeder om voor haar kind een baken in deze turbulente zee te zijn.
„Is het niet van de moeder, dat het kind de eerste indrukken opdoet, die voor het hele verdere leven bepalend kunnen zijn: van geloof, vroomheid, godsvrucht, vrede, geweten, schuld, zonde, vergeving, maar ook van blijdschap, geluk, schoonheid, goed en kwaad, eerlijkheid, vriendelijkheid, behulpzaamheid, verdriet? Dat zijn allemaal grondervaringen van het mens-zijn, die het kind in de prille jeugd leren moet van de moeder” (”De tijdgeest weerstaan”, blz. 109).
Moederdag
Zondag is het Moederdag. Er is niets op tegen om daaraan op sobere wijze mee te doen. De kleuters maakten op school voor mama een werkje. Enthousiast bieden ze het op zondagmorgen aan. De man en vader kocht een fleurig boeket en verwent zijn vrouw deze dag extra. Kleine blijken van grote dank.
Gezegend is het gezin waar moeder een warm voorbeeld in geloof en leven is. Een moeder die de liefde tot de Heere voorleeft en een integere getuige van Christus is. Zij laat een erfenis na! De dichter Martinus Nijhoff koesterde dergelijke herinneringen aan zijn moeder. Het gedicht ”De moeder de vrouw” is veel geciteerd, maar nog steeds veelzeggend:
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam
langzaamaan stroom af door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl