Kerk & religie

cv.koers

Wordt er in de achterban van cv.koers veel getwijfeld? Uit de resultaten van een online-enquête die het opinieblad uitvoerde, concludeert het dat dit er wel op lijkt. In een vervolgartikel gaat CHE-docent Robert Doornenbal in op de vraag hoe om te gaan met twijfel.

6 May 2011 19:47Gewijzigd op 14 November 2020 14:51
„Ik ben bepaald niet de enige die zwaar twijfelt”, schreef iemand, „maar het gaat er nooit over.” Foto RD, Henk Visscher
„Ik ben bepaald niet de enige die zwaar twijfelt”, schreef iemand, „maar het gaat er nooit over.” Foto RD, Henk Visscher

„We kregen tientallen suggesties voor kerken over hoe zij om kunnen gaan met twijfel. Die vallen binnen twee categorieën: bied ruimte en geef passend en gedegen onderwijs.

Ruimte bieden aan twijfel in de gemeente betekent vooral dat er meer aandacht aan moet worden gegeven. „Ik ben bepaald niet de enige die zwaar twijfelt”, schreef iemand, „maar het gaat er nooit over.”

Daarnaast willen mensen graag dat het gesprek over twijfel zó wordt gevoerd dat het zelf ook ‘ruimte’ biedt. Hier vallen termen als veiligheid, minder stellig of opdringerig op elkaar reageren, niet oordelen, „afstappen van de hang naar een volledig sluitend systeem van waarheden”, en „twijfel als groeimogelijkheid zien” in plaats van als zwakte. Het accepteren dat mensen verschillen in de manier waarop ze geloven wordt soms ook genoemd.

Naast ruimte voor eerlijke gesprekken vragen respondenten om gedegen onderwijs. De wens is dat in prediking en bijbeluitleg serieuze vragen aan de orde komen. Daarnaast verlangt iemand naar „een kring waar ik echt gevoed zou kunnen worden”, en wordt er gewezen op het belang van apologetische literatuur.

De uitdaging voor kerken en christenen rondom het thema twijfel liggen mijns inziens op drie vlakken.

Ten eerste is er meer gerichte aandacht nodig voor vragen van intellectuele aard waar mensen tegen aanlopen en die cognitieve twijfel in de hand werken. Deze vragen zijn complex en verdienen een doordacht antwoord. Hier komt de apologetiek (geloofsverantwoording) in het vizier.

Ten tweede is het van belang dat de dimensie van gemeenschap wordt herontdekt. Niet als vroom ideaal, maar als een geleefde werkelijkheid. Hierin draait het onder meer om eerlijkheid, openheid, kwetsbaarheid, luisteren, dienstbaarheid en veiligheid. In zo’n context kunnen christenen elkaar helpen om te gaan met hun (subjectieve) twijfel.

Ten derde beluister ik een behoefte aan betekenis en zingeving, met name bij hen van wie de twijfels zijn gevoed door negatieve ervaringen met kerken en christenen. Naast bepaalde bijbelgedeelten kunnen kunst en literatuur hierin herkenning en glimpen van hoop bieden.

Belangrijk is ook dat medegelovigen met fijngevoeligheid en liefde betrokken zijn bij hen die lijden of rouwen, of bij hen die God niet ervaren. Zij moeten erkend worden in hun leed – „vriend en metgezel” hebben, zoals het wordt genoemd in Psalm 88. Opdat hun de diepste pijn bespaard blijft die daar ook beschreven staat: „Waarom, o Here, verstoot Gij mij? (…) Mijn bekenden zijn een en al duisternis.””

Israëlbode

„Hun bekering komt”, luidt de kop boven een artikel in de Israëlbode (uitgave van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten). De Ridderkerkse predikant ds. G. M. de Leeuw geeft hierin een impressie van een reis naar Israël, in november. Hij had er een bijzondere ontmoeting.

„De zondag was in Jeruzalem, nadat we de zaterdag ervoor, hun Sabbath, een synagoge bezochten. De voorsabbath in deze wereldstad legt ’s middags om een uur of vier, dus onze vrijdagmiddag, een weldadige rust op het hele stadsleven. Terwijl het op hetzelfde tijdstip, maar dan een dag later, weer tot leven komt.

Het doet goed aan om ’s morgens hele gezinnen netjes gekleed naar de synagoge te zien gaan. Zelf hadden we op onze zondag drie diensten in een ander hotel, waar een gezelschap Nederlanders logeerde. In een mooie zaal, geheel voor ons, hebben we ’s morgens gesproken uit 2 Samuël 6:22, ’s middags uit Lukas 18:9-14 en ’s avonds over zondag 47 van de Catechismus. De Heere gaf nog opening, het was daar goed onder elkaar.

De rest van onze reis werd nu besteed aan het meer noordelijke deel, t.w. Galilea, de Golanhoogte enz. Op weg daarheen hadden we een bijzondere ontmoeting. Toen we een stop maakten bij de vroegere vesting Gamla kwamen we in gesprek met een persoon die de piloot bleek te zijn van het vliegtuig waarmee Israël destijds in Oeganda de daar op de luchthaven van Entebbe gegijzelde Israëli’s bevrijdde en ze veilig in Israël bracht. Hij was als kind in Nederland opgegroeid en in de oorlog in Zeist bij een familie van gereformeerden huize verborgen gehouden. Hij vertelde dat wanneer zijn pleegmoeder hem en haar eigen jongen van dezelfde leeftijd naar bed bracht, zij met hen voor hun bed neerknielde en deze kinderen, maar bijzonder ook hem wegens het altijd aanwezige doodsgevaar, aan de Heere in gebed opdroeg. Toen zei hij: „en als ze dan in haar gebed bij de Naam van Jezus Christus kwam, gaf mij dat toch zo’n rust, steeds weer.” Dat raakte ons een ogenblik en het deed hem ook wat, dat was zichtbaar. Ja, een ogenblik beseften we daar wat tot nu toe dat volk nog mist. „Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwame…”, Psalm 14 en 53, mocht wel altijd onze bede zijn. (…)

We hebben het als een zeer groot voorrecht beschouwd deze reis van de gemeente gekregen te hebben. De liefde tot het aloude bondsvolk is er door versterkt. Hun bekering komt. Niet omdat wij zoveel doen, maar omdat God het beloofd heeft. „Want indien hun verwerping is de verzoening der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden” (Rom. 11:15).”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer