Cultuur & boeken

Jessie van den Maten had foute ouders

Voor veteranen en voor nabestaanden van oorlogsslachtoffers is de Tweede Wereldoorlog nog dagelijkse realiteit. Voor duizenden kinderen van foute ouders zijn 4 en 5 mei dagen van schaamte en verdriet.

Jolijn van Harten
5 May 2011 17:56Gewijzigd op 14 November 2020 14:50
De vader van Jessie van den Maten (76) sloot zich in de Tweede Wereldoorlog aan bij de SS.  Foto RD
De vader van Jessie van den Maten (76) sloot zich in de Tweede Wereldoorlog aan bij de SS. Foto RD

De vader van Jessie van den Maten (76) sloot zich in de Tweede Wereldoorlog aan bij de SS. Lang zweeg ze erover, ook tegenover vrienden en familie. Nu vertelt ze haar verhaal. „Op een dag zag ik een zwarte band om zijn arm met twee van die witte bliksemschichten.”

Tijdens de oorlog sloten zo’n 100.000 Nederlanders zich aan bij de NSB en bijna 25.000 bij de Schutzstaffel (SS). „Als kind wist ik niet wat het betekende. Nu ik er alles van weet, schaam ik me nog elke dag”, zegt Jessie. „Het spijt me zo tegenover al die mensen die familie en vrienden verloren terwijl ze streden voor de goede zaak.”

Jessie was nog geen vijf jaar oud toen Hitler Nederland binnenviel. Samen met haar ouders, broertje en zusje woonde ze in Benschop, vlak bij IJsselstein. Vader Jo handelde in veevoer en kon goed overweg met de vertegenwoordiger van de veevoederfabriek. „Houddijk was zijn naam. Hij was fout, zoals dat heette. Houddijk kwam vaak bij ons over de vloer en zowel zakelijk als persoonlijk had hij invloed op mijn ouders”, vertelt Jessie.

De economie kwam tijdens de jaren dertig in een diepe crisis terecht en in 1939 trad Jo, wegens gebrek aan werk, toe tot het leger. Hij werd sergeant wachtcommandant van de watertoren in Meerkerk. Jessie: „Maar de band met Houddijk bleef. Die vriendschap kostte mijn vader in 1940 z’n baan. „Duitse sympathieën”, luidde het oordeel van de hoorcommissie, en mijn vader stond op straat.

Na het ontslag verhuisde het gezin Van den Maten naar Oudewater en leek de hoorcommissie gelijk te hebben. Jo sloot zich aan bij de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). „Het was voor mijn vader een manier om zich af te zetten tegen het Nederlandse leger en om zijn onvrede te uiten over de economische neergang in ons land”, vertelt Jessie. Moeder Bets volgde haar man en werd ook lid van de NSB. „En algauw werd ze nog fanatieker dan mijn vader.”

Intussen werd Jessie op straat nageroepen. „Ik was een NSB-kind geworden. Op een dag kwam mijn vader thuis in een zwart uniform. Om zijn arm had hij een al even zwarte band met daarop twee witte bliksemschichten. M’n vader was lid geworden van de SS. Volgens mij was hij niet een echte nazi. Hij had honger naar avontuur en spanning.” Jessies ogen staan droevig. „’t Doet nog altijd pijn.”

Jessies broer Huig, die in 2010 overleed, was –meer dan Jessie– open over het oorlogsverleden vader Jo. „Huig heeft zijn leven lang gespeurd en gewroet in de geschiedenis. Op zoek naar verhalen, foto’s en documenten”, vertelt zijn vrouw Janny. Ze heeft de verzamelingen van haar man doorgespit en gebundeld in een boek. Binnenkort komt het in eigen beheer uit. „Ik zie het als een eerbetoon aan mijn man en toch ook aan zijn familie. Het gaat over meer dan de oorlog, weet je”, zegt Janny. „De foto van Jo in SS-uniform heb ik er uit gelaten.”

Als lid van de SS werd Jo door de bezetter naar de Oekraïne gestuurd, waar hij een kolchoz moest beheren. De geallieerden rukten ondertussen op, en terwijl Jo in Oost-Europa werkte, vluchtten zijn vrouw en kinderen op dolle dinsdag naar Duitsland. „Wij doken onder in een school, sliepen op stro en werkten voor de kost. Ik heb me dikwijls in slaap gehuild”, zegt Jessie.

Vlak voor de Bevrijding reisde het hele gezin naar Nederland terug. „Vader kwam, nog steeds lid van de SS, terecht bij de Duitse verbindingstroepen in Rhenen. Wij doken weer onder. Nu in Drenthe”, aldus Jessie. „En terwijl Nederland in mei feest vierde om de Bevrijding, stond de familie doodsangsten uit. Voor hen begon de oorlog op dat moment pas echt.”

Jo vluchtte het bos van Amerongen in, maar werd algauw gearresteerd. Hij werd veroordeeld tot gevangenisstraf en dwangarbeid. Nadat hij in de gevangenis van Scheveningen zijn straf had uitgezeten, werd hij onder dwang tewerkgesteld in de mijnen van Limburg. Ook Bets werd opgepakt en veroordeeld tot dwangarbeid. De kinderen werden ondergebracht in pleeggezinnen totdat Bets weer zou vrijkomen. „Voor mij was dit een heel moeilijke tijd”, geeft Jessie aan. „Mijn pleegouders behandelden me slecht en de daden van mijn ouders werden mij aangerekend. Bovendien werd mijn hoofd kaalgeschoren, zodat iedereen wist dat ik foute ouders had.”

Toen Bets een paar jaar later vrijkwam, ging ze met haar kinderen terug naar Oudewater. Hun huis was leeggeplunderd. „Ik vond het vreselijk dat ik al mijn spullen kwijt was en dat mensen die ik kende ze vertrapt hadden”, zegt Jessie. „Voor het huis zag ik nog een pop liggen. Verlaten en kapot.”

Hoe ouder Jessie en Huig werden, hoe meer ze begrepen van de weg die hun ouders tijdens de oorlog kozen. „Maar ze hebben nooit spijt betuigd en alles gerelativeerd. Ik was ondertussen veroordeeld tot een levenslang schuldgevoel.”

Jessie is een bittere vrouw geworden. „Het is voor haar altijd moeilijk geweest om positief naar het leven te kijken”, zegt Janny. „Als echtgenoot, als moeder, als oma. Haar kleinkinderen komen niet graag op bezoek. Ze lezen de sporen van de oorlog in Jessies ogen en prikken door de kunstmatige liefde heen. De oorlog raakt ze nooit meer kwijt.”

Wegens privacyredenen is de achternaam van Jessie en Janny gefingeerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer