Duitse V2’s zaaiden dood en verderf in Engelse steden.
Wernher von Braun droomde als jongen al van raketten. Nabij het vissersdorpje Peenemünde aan de Oostzee kreeg hij de kans om ze voor de nazi’s te bouwen en te testen. Zijn V2’s zaaiden in steden als Londen en Antwerpen dood en verderf. Het rakettencentrum is nu museum.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog legt het vernederende Verdrag van Versailles zware beperkingen op aan de sterkte van het Duitse leger, inclusief het toegestane aantal en soort wapens. Geen bepalingen echter over de inzet van raketten. Die hadden nog geen militaire betekenis.
Van deze omissie maakt de Wehrmacht gebruik door innovatief onderzoek te starten naar de strategische mogelijkheden van langeafstandsraketten. Raketpionier Von Braun zal vanaf 1932 hieraan technisch en wetenschappelijk leidinggeven.
Als de nazi’s in 1933 aan de macht komen, stampen zij bij Peenemünde direct een reusachtig, ultramodern onderzoekscentrum uit de grond. Met een windtunnellab voor snelheidstests boven 4000 kilometer per uur, een fabriek voor vloeibare raketbrandstof en een enorme energiecentrale.
Met grote voortvarendheid gaan hier vanaf 1936 twee ploegen aan het werk: de Luftwaffe ontwikkelt de vliegende bom V1, terwijl de Heer (landmacht) zich onder de technische leiding van Von Braun concentreert op de ontwikkeling van de grote strategische raket A4, later bekend als ”Vergeltungswaffe” V2.
Ondanks de omvang van het raketcentrum –destijds het grootste ter wereld– lijken de geallieerden niets in de gaten te hebben. Op 5 november 1939 wordt een pakje bij de Britse ambassade in Oslo ontdekt met een uitgebreid Duitstalig rapport erin over uiterst gevaarlijke wapens die in Peenemünde worden ontwikkeld. Het bericht wordt echter als ongeloofwaardig en als een misleidend, vals alarm terzijde geschoven.
Pas in 1943 komen de Britten erachter dat het toch wel menens is daar in Peenemünde. Ze herkennen op 16 juni 1943 een raket op een luchtfoto van Peenemünde. Als een gevangengenomen hoge Duitse militair daarover informatie loslaat, slaan de geallieerden groot alarm.
Twee maanden later, in de nacht van 17 op 18 augustus, voert de RAF bij helder maanlicht een grootschalig bombardement uit op het onderzoekscentrum. Dit gebeurt onder de codenaam Hydra, de grootste aanvalsoperatie tegen een enkel doel in deze oorlog. Een vloot van 596 bommenwerpers legt een bommentapijt met 1924 ton springstof over het militaire complex. Doel is zo veel mogelijk onderzoeksmedewerkers uit te schakelen. Daarnaast is het de bedoeling de productiefaciliteit van raketten en de fabriek voor waterstofperoxide, dat dient als raketbrandstof, te vernietigen. Hoewel het complex zwaar wordt beschadigd en 735 mensen, voornamelijk dwangarbeiders, omkomen, blijken de nazi’s in staat Peenemünde na twee maanden weer redelijk operationeel te maken.
Omdat de nazi’s de kwetsbaarheid van deze locatie beseffen, besluiten ze het testen van de raketten uit te gaan voeren in het Poolse Bliszna en de productie over te brengen naar een tunnelcomplex in de Harz, bij Nordhausen. De bouw van de ondergrondse fabriek –Mittelwerk genoemd– gaat al eind augustus 1943 van start.
Dwangarbeiders uit concentratiekamp Buchenwald bouwen onder erbarmelijke omstandigheden de ondergrondse opslagplaats voor brandstoffen om tot een moderne fabriek. Het werk is onmenselijk zwaar, het voedsel onvoldoende, de bewakers gewelddadig en de hygiëne erbarmelijk. Het sterftecijfer is dan ook afschuwelijk hoog.
Begin 1944 rollen de eerste V2’s van de band, op weg naar de kust, waar zij vanaf september 1944 zullen worden gelanceerd.
Bijna 1300 V2’s komen terecht op het inmiddels bevrijde Antwerpen, waardoor duizenden omkomen. Er vallen in Engeland, met name in Londen, ruim 2700 doden door meer dan 1100, vooral vanuit Den Haag afgevuurde V2’s. Het grootste aantal slachtoffers maakt op 16 december 1944 een voltreffer op een volledig bezette Rex-bioscoop in Antwerpen, die in één klap 576 mensen doodt.
Minstens zo belangrijk als zijn vernietigende kracht, is de ongekende angst die het projectiel veroorzaakt. Anders dan de vliegende bom V1 kun je hem niet horen aankomen als hij omlaag duikt met een supersonische snelheid van 3600 kilometer per uur. De V2 is een geruisloos wapen waartegen geen enkele bescherming mogelijk blijkt.
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog nemen de Amerikanen en de Sovjets zo veel mogelijk raketgeleerden uit Peenemünde mee. Ook maken ze grote hoeveelheden V2’s buit om daarmee verder te experimenteren. Het is het begin van het ruimtevaarttijdperk voor de beide grootmachten.
Von Braun en 118 andere raketspecialisten die naar de Verenigde Staten worden gebracht, moeten verder experimenteren met de V2’s. In 1952 wordt Von Braun als technisch directeur van het US Army’s Ballistic Missile Agency in Huntsville, Alabama verantwoordelijk voor de productie en de succesvolle lancering van de Redstone-, Jupiter-C- en Pershingraketten. Veelzeggend is de bijnaam ”Peenemünde South”, die het researchcentrum in Huntsville krijgt.
Nadat de Sovjet-Unie op 4 oktober 1957 de Spoetnik lanceert, weet Von Braun dit succes in januari 1958 te beantwoorden met de lancering van de eerste Amerikaanse satelliet Explorer I. Daarna ontwerpt Braun met zijn team bij de NASA de Apollo 11-draagraket, die op 20 juli 1969 de eerste Amerikaanse astronauten op de maan brengt. Met recht kan worden gezegd dat Hitlers vergeldingswapen V2 de wereld over de drempel van de ruimtevaart heeft getild.
Het militair-industriële complex van Wernher von Braun bij Peenemünde, dat nu als museum jaarlijks meer dan 200.000 bezoekers trekt, roept zowel afschuw als bewondering op. Voor liefhebbers van rakettechnologie is Peenemünde synoniem voor de ontwikkeling van de ruimtevaart, voor critici blijft het de wrede wapensmederij van de nazi’s.
Dirk Zache, voormalig directeur van het museum: „Voor ingenieurs was Peenemünde de hemel, voor dwangarbeiders de hel. In die ambivalentie blijft Peenemünde altijd gevangen.”
In zekere zin kan Peenemünde er trots op zijn dat het aan de wieg van de wereldruimtevaart stond. Het ontbrak de nazi’s niet aan technisch inzicht en ondernemerszin. De Peenemünde-ingenieurs lagen zo’n tien jaar voor op de rest van de wereld. Zache: „Maar de zwarte zijde is dat zij een afschuwelijk terreurwapen ontwikkelden dat tijdens de productie meer slachtoffers eiste dan na het afvuren. Alleen al in ondergrondse Mittelwerkfabriek in de Harz waren daarvan 20.000 dwangarbeiders het slachtoffer.”
Het bord bij de entree van het museum vat de tragedie treffend samen en maant tot bezinning: „In verkeerde handen kan goede techniek tot veel kwaad leiden.”