Kerkhistoricus Jenkins spreekt over geschiedenis kerk in Oosten
NIJMEGEN – Veel westerse christenen weten niet dat er in het Oosten eeuwenlang een bloeiend christendom bestond. De Amerikaanse hoogleraar Philip Jenkins brengt deze fascinerende „vergeten geschiedenis” voor het voetlicht. Dinsdagavond sprak hij in Nijmegen.
„Vergeet de kaart van Europa”, adviseert de godsdienstwetenschapper zijn publiek aan het begin van zijn lezing aan de Radboud Universiteit. „Kaarten beïnvloeden hoe we naar de wereld kijken.” Het gangbare beeld van het christendom dat zich vanuit Jeruzalem verspreidde naar Europa en via dat continent naar de Verenigde Staten, behoeft volgens Jenkins aanvulling. „Vóór het jaar 1000 was het christendom waarschijnlijk sterker in Azië dan in Europa. In de 5e eeuw bloeide het christendom in Iran, Turkmenistan en Afghanistan en was het al drie eeuwen aanwezig in India.”
De hoogleraar aan Pennsylvania State University geldt als een autoriteit op het gebied van de geschiedenis van het christendom. In 2008 publiceerde hij het boek ”The Lost History of Christianity” (De vergeten geschiedenis van het christendom), wat dinsdagavond ook de titel van zijn lezing was. Jenkins trok al eerder de aandacht met zijn stelling in het boek ”The Next Christendom” (Het volgende christendom, 2002), dat de kerk op het zuidelijk halfrond de westerse kerk aan het overvleugelen was.
„Ik ga een verhaal vertellen dat de meesten van u nog nooit gehoord hebben”, zegt Jenkins. De Amerikaanse hoogleraar verhaalt over Timotheüs, patriarch van de nestoriaanse kerk van het Oosten en tijdgenoot van Karel de Grote. Jenkins’ „favoriete citaat” uit een brief van de patriarch illustreert de uitgestrektheid van zijn kerkelijk gebied: „O ja, ik heb onlangs ook nog een metropoliet aangesteld voor de Turken, en ook één voor de Tibetanen.”
Timotheüs was behalve geestelijk leider ook een groot wetenschapper. In een brief vraagt de patriarch opheldering over de vondst van boekrollen nabij Jericho, die in de 20e eeuw ontdekt zouden worden als de Dode Zeerollen. Jenkins: „Timotheüs kon deze rollen bestuderen en discussiëren over de inhoud. In West-Europa kende in die tijd niemand meer Hebreeuws.“
De geleerdheid van deze patriarch is tekenend voor het hoge intellectuele niveau van het oosterse christendom, dat meer aandacht verdient, aldus Jenkins. „Iedereen weet dat de in middeleeuwen de Arabische wetenschap een grote voorsprong had op Latijns Europa. Veel vertalers van klassieke teksten in het Arabisch en het Latijn waren echter oosterse christenen. Het hart van het wereldwijde christendom lag in de achtste eeuw in Noord-Irak. Veel middeleeuwse wetenschap komt uit die christelijke bronnen.”
Deze oosterse christenen logenstraffen volgens Jenkins de gedachte dat het christendom al snel zijn semitische wortels verloor. „Deze mensen noemden zich geen christenen, maar nazarenen. Ze volgden niet Jezus, maar Yeshua. Ze spraken een taal die nauw verwant is aan het Aramees dat Jezus en Zijn discipelen spraken.”
De vraag die vanzelf rijst is dat als het christendom zo lange tijd dominant aanwezig was in deze regio, hoe het dan verdwenen is en waarom hebben we er zo weinig over gehoord? „Godsdiensten sterven niet, ze kunnen wel gedood worden”, zo formuleert Jenkins de kern van zijn antwoord. Dat het oosterse christendom vrijwel verdween, is het gevolg van eeuwenlange vervolging en maatschappelijke uitsluiting.
Anders dan westerlingen geneigd zijn te denken, lag het omslagpunt volgens Jenkins niet bij de opkomst van de islam. Tot de elfde eeuw leefden in de meeste gebieden moslims en christenen redelijk vreedzaam samen, al ging het na de kruistochten moeizamer.
De belangrijkste oorzaak die Jenkins aanwijst voor de verdwijning van het oosterse christendom is verrassend actueel: klimaatverandering. Na 1250 trad er een ”kleine ijstijd” op. Het groeiseizoen werd korter, hongersnoden eisten hun tol. Handelsroutes verdwenen, evenals complete steden. Minderheden werden aangewezen als zondebok. In Europa waren dat de joden, in het Oosten de christenen, zo schetst Jenkins het plaatje. Rond 1500 bestaat het christendom vrijwel alleen nog maar in Europa. „Een vreemde en absoluut bizarre situatie. En latere generaties maar denken dat dit nog gewoon is ook!”
De actualiteit van de teloorgegane oosterse kerk ligt vooral in de omgang met andere religies, vindt Jenkins. „Deze christenen moesten leren samenleven met moslims, boeddhisten en hindoes. De vraag hoe het christendom moet reageren op deze religies klinkt heel modern. Maar dat heeft hij al 1500 jaar gedaan en dat zonder bescherming of bemoeienis van de overheid.”
De vergeten geschiedenis van het oosterse christendom roept bij de Amerikaanse hoogleraar een belangrijke vraag op. „Als God Zijn kerk liet groeien, waarom liet Hij haar dan weer sterven? Wat christendom niet heeft, is een theologie van uitsterving.” In de discussie na de lezing oppert hij zelf het begin van een antwoord. „Misschien hanteert God een andere tijdschaal. Het christendom in China werd in de 13e eeuw compleet weggevaagd. En in 1710 opnieuw, en in 1949 weer. Maar elke keer kwam het sterker terug.”