Geef Iraanse asielzoeker sneller duidelijkheid
Vooral Iraanse asielzoekers hebben het nodig dat er snel duidelijkheid komt over hun asielprocedure, betoogt Peter Geerlings.
Uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers halen regelmatig het nieuws. De man die op 13 april een politieagent doodschoot in het Groningse Baflo was een Iraniër. De man die een week eerder, op 7 april, overleed nadat hij zichzelf op de Dam in brand had gestoken, eveneens. In 2008 dreigde een tot het christendom bekeerde Iraniër in Nijmegen van de Waalbrug te springen. En in de jaren negentig vormden uitgeprocedeerde Iraniërs de meerderheid van asielzoekers die in hongerstaking gingen. Iraniërs dreigen ook vaker dan andere groepen asielzoekers zichzelf, en soms anderen, iets aan te doen.
Over het algemeen hebben asielzoekers vaak te kampen met psychische problemen. De thuiscultuur brokkelt af en ze moeten zich aanpassen aan de nieuwe realiteit. Bij deze overgang hebben de meesten van hen hulp nodig. Het geloof en de eigen (etnische) groep kunnen hierbij een belangrijk rol spelen.
Iraniërs kunnen echter in geringe mate een beroep doen op deze hulpverlening. Zij zijn namelijk vooral vanwege het geloof gevlucht. De teleurstelling in de Iraanse Revolutie van 1979 is groot. De Islamitische Republiek wordt bestuurd door geestelijken, waardoor het regime direct geassocieerd wordt met de islam.
Iraniërs, of beter: Perzen, hebben van oudsher een gepassioneerde band met hun nationale identiteit. Dat komt onder andere tot uiting in hun poëzie, zoals in het Boek der Koningen van de bekende dichter Ferdowsi (935-1020). Zijn werk is gericht op de Perzische identiteit en een centraal thema is de zelfopoffering voor je land.
De Perzen hebben de islam zo gemakkelijk overgenomen omdat ook in de sjiitische islam zelfopoffering een centrale gedachte is. Imam Hussein (627-680), de kleinzoon van profeet Mohammed, offerde zichzelf op in zijn strijd tegen een opkomende soennitische dynastie. Deze wanhoopsdaad krijgt op kleinere schaal vervolg in het huidige Nederland.
En dat heeft te maken met lange asielprocedures. In deze periode hebben veel Iraniërs voldoende tijd om zich onder te dompelen in hun emoties. Hun natie heeft hen in de steek gelaten en hun geloof kan hen niet meer helpen. In het verschiet liggen vaak een toenemende crisis en de dreiging naar het voor hen gevaarlijke Iran te worden teruggestuurd.
Vanwege het repressieve bewind hebben Iraniërs een houding van wantrouwen ontwikkeld. Daardoor mobiliseren ze zich niet in groten getale. Er komt hulp uit onwaarschijnlijke hoek, namelijk van evangelisten en de Iraanse Kerk in Nederland. Zij bieden de Iraniërs, ook degenen die uitgeprocedeerd zijn, praktische en psychische hulp. Dit is als het ware een gat in de religieuze markt, want noch de islam, noch de eigen groep biedt voldoende steun aan de Iraniërs met grote hulpvragen.
Het is daarom wenselijk dat de overheid de procedures inkort en verduidelijkt. Zolang dat nog niet geval is, zullen veel Iraniërs aan crises lijden. Ook zal er een grotere rol voor de kerken zijn weggelegd en zullen meer Iraniërs zich bekeren tot het christendom.
De auteur werkt voor het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) en schreef vorig jaar een masterscriptie over Iraniërs die zich in Nederland tot het christendom bekeren.