Vermaning
Prediker 12:1
„Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen…”
Deze tekst moet ons brengen tot de ernstige vermaning, opdat wij goddeloze gedachten verre van ons laten. Laten we denken aan de vloek die de Heere uitgesproken heeft tegen hen die niet aan het werk van de schepping Gods denken. Wee, zegt de Heere, degenen die zich vroeg opmaken in de morgen, sterke drank najagen enzovoorts. Zij aanschouwen het werk des Heeren niet en zien niet op het maaksel Zijner handen (Jesaja 5:11, 12).
Dit moet ons ertoe brengen te overdenken de voorbeelden der heiligen, die steeds in gedachten hadden de oneindige macht van God, geopenbaard door dat wonderlijke werk van de schepping. Zo heeft Job gezegd: „Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed, met beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten; Benevens het leven hebt Gij weldadigheid aan mij gedaan, en Uw opzicht heeft mijn geest bewaard” (Job 10:11, 12).
Zo deed ook David. Hij gedacht aan zijn Schepper. Ik loof de Heere, zei hij, „omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken; ook weet het mijn ziel zeer wel” (Psalm 139).
Joos van Laren, predikant te Vlissingen (”Predikaties over bijzondere teksten”, 1670)