Vrijspraak in jihadproces
De twaalf van terrorisme verdachte moslimmannen zijn weer op vrije voeten. De Rotterdamse rechtbank vond donderdag dat er onvoldoende bewijs was voor de belangrijkste aanklachten. De moslimextremisten werden onder meer verdacht van het ronselen van strijders voor de jihad, deelname aan een criminele organisatie en mensensmokkel. Het openbaar ministerie gaat in beroep tegen de uitspraak.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van alle acht verdachten die nog vastzaten, opgeheven. Toch zitten zeven van de in totaal twaalf berechte mannen nog vast. Ze zitten als illegaal in zogeheten vreemdelingenbewaring. De IND wil ze zo snel mogelijk het land uitzetten.
Geen van de belangrijkste beschuldigingen bleef donderdag overeind, vooral doordat rechtbankpresident J. van Klaveren zei dat de inhoud van ambtsberichten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD, voorheen BVD) niet mag bijdragen aan de bewijslevering. „De inhoud daarvan kan niet op herkomst of feitelijke juistheid worden getoetst”, aldus Van Klaveren. Hij had ernstige kritiek op de kwaliteit van het onderzoek en noemde de onderbouwing „onzorgvuldig en zorgwekkend.”
De rechtbank heeft wel telefoontaps van de inlichtingendienst toegestaan. Maar die leverden niet het noodzakelijke bewijs, concludeerden de rechters. Alleen Amar O. (40) werd tot twee maanden gevangenisstraf en Taher B. (32) tot vier maanden veroordeeld. O. heeft gebruikgemaakt van een vals paspoort en B. hield zich bezig met het vervalsen van reisdocumenten en van brieven aan de Belastingdienst. Er werd ook geen bewijs geleverd voor het smokkelen van cocaïne. Enkele verdachten van de moslimgroep zijn volgens officier van justitie mr. J. Valente zelf opgeleid tot strijder. Deze mannen zouden onder meer worden ingezet voor diensten voor al-Qaida en de Taliban. Valente had twee weken geleden straffen tot drie jaar geëist, nadat hij in de loop van het negen dagen durende megaproces afzag van eisen van levenslang in verband met hulp aan de vijand.
Het openbaar ministerie gaat in hoger beroep tegen het vonnis, zo heeft persofficier van justitie B. Nieuwenhuizen meegedeeld. Het OM bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat materiaal van de voormalige BVD, nu AIVD, niet als bewijsmateriaal mag worden gebruikt. Nieuwenhuizen erkende volmondig dat de uitspraak teleurstellend is voor de aanklagers. „We zijn gebonden aan het Wetboek van Strafrecht. Of er nieuwe wetgeving voor bestrijding van terrorisme moet komen? Dat laten we aan de wetgever over.”
Nieuwenhuizen bestreed dat het OM in deze zaak anders had moeten handelen en niet tot vervolging had moeten overgaan. „De informatie van de AIVD was van dien aard dat we moesten ingrijpen. Nu zijn de regels zo dat we eerst arrestaties moeten verrichten en dan pas onderzoek mogen doen. Dat is een handicap, ja.”
Een van de advocaten van de verdachten, M. Pestman, reageerde donderdag na de uitspraak niet alleen opgelucht. „Het was al van het begin af aan duidelijk dat het niks zou worden met het bewijs. Het is treurig dat de mannen zo lang vast hebben gezeten.” De moslims hebben negen maanden of langer in de gevangenis gezeten. Pestman zei zich geen illusies te maken over de reactie van de minister van Justitie en van het OM. „Het openbaar ministerie zal aansturen op een wetswijziging, om meer bevoegdheden te creëren voor wat betreft het gebruik van door inlichtingendiensten aangeleverde informatie.” Het verruimen van de mogelijkheden om materiaal van de AIVD te gebruiken ziet Pestman „met afgrijzen tegemoet. Daarmee vraag je om misstanden en onterechte veroordelingen.”
De advocaten van de twaalf moslims eisen in afwachting van het hoger beroep nog geen schadevergoeding.