„Maak onderscheid in uitkeringen”
Mensen met een bijstandsuitkering die niet sollicitatieplichtig zijn, moeten 200 euro per maand extra krijgen. Dat stelde directeur A. Jansen van de Amsterdamse sociale dienst donderdag.
De uitkering van bijstandsgerechtigden die wel kunnen werken, moet met 100 euro omlaag. Daardoor wordt het gat tussen de bijstand en het minimumloon groter en dat bevordert de doorstroming.
Jansen hield in zijn nieuwjaarstoespraak een pleidooi om de Bijstandswet te vervangen door een stelsel dat rekening houdt met de individuele omstandigheden van mensen. Sociale diensten moeten leren denken in doelgroepen. Nu hanteren zij één tabel, die geldt voor iedereen.
In Jansens visie moeten er twee hoofdgroepen in de bijstand onderscheiden worden: een groep die niet kan werken en primair hulp voor levensonderhoud nodig heeft. Die groep moet niet lastiggevallen worden met de bemoeizucht van de overheid, de lappendeken aan regelingen en extra formulieren voor aanvullende uitkeringen. „Zij kunnen zelf sparen voor een nieuwe koelkast en hoeven daarvoor niet hun hand op te houden.” De Amsterdamse sociale dienst kent meer dan 300 standaardformulieren. Jansen: „Dat zegt genoeg.”
De tweede groep krijgt wat Jansen betreft 100 euro minder per maand en wordt benaderd volgens strenge regels en geprikkeld om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Jansen waarschuwde wel dat de selectieprocedure voor de twee groepen op basis van objectieve en toetsbare criteria moet plaatshebben. Het ”geheim van de spreekkamer” moet worden afgeschaft.
Volgens Jansen vallen de eventuele kosten van de regeling mee als deze worden afgezet tegen de totale omzet van de Algemene bijstandswet in Amsterdam. Die bedraagt ongeveer 850 miljoen euro. Bovendien zijn er bijkomende financiële voordelen, zoals snellere doorstroming naar werk, minder werk voor de sociale dienst door de eenvoudiger regelgeving en de afschaffing van aanvullende uitkeringen.