Vergeten
Prediker 12:1
„Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen…”
Zouden wij ons leven dienstknecht van de zonde maken en wapenen der ongerechtigheid tegen de Heere, zo wij gedachtig waren aan de oneindige en verschrikkelijke mogendheid van onze Schepper? Zouden wij dat doen als wij bedenken dat Hij ons het leven, de adem en alle ding heeft gegeven en dat Hij ook elk ogenblik de adem uit onze neus kan wegnemen? Laten wij bedenken dat Hij de stormwind gebieden kan. Hij kan de bliksem op de goddelozen doen regenen. Hij kan de bergen opheffen en de zondaars op het hoofd werpen. Hij kan hen werpen in de afgrond van de hel en met eeuwige duisternis bedekken.
Zouden wij in enige zonden onboetvaardig durven leven, zo wij hieraan denken? Het is maar dat veel mensen hun Schepper vergeten. Ja, er worden er veel in dit land gevonden die trachten hun Schepper te vergeten. Dat doen zij opdat de gedachtenis van Zijn verschrikkelijke macht hen niet zou beletten te slapen in hun zonden en hen niet zou verhinderen hun vleselijke pleziertjes te volbrengen. Zij stoppen hun oren dicht, houden hun ogen dicht zolang zij aan hun Schepper ‘gedenken’.
Joos van Laren, predikant te Vlissingen (”Predikaties over bijzondere teksten”, 1670)