Vrolijk
1 Kor. 15:20
„Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn.”
Laat ons in Jezus ons verblijden, zoals Hij het grote werk van onze zaligheid voor ons heeft uitgevoerd in Zijn opstanding. Dit is de grote Evangelieplicht, dat wij ons „in de Heere moeten verblijden, en wederom verblijden”, Filipp. 4:4, „ja, altijd verblijden”, 1 Thess. 5:16.
De staat van een christen is een vrolijke en troostelijke staat. Sions kinderen hebben de meeste oorzaak tot blijdschap: „Zing vrolijk, gij dochter Sions, juicht, Israël; wees blijde en spring op van vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems”, Zef. 3:14. En waarom toch? Duizend redenen zouden gegeven kunnen worden, maar hier is er één, een van de eerste: „Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn”, 1 Kor. 15:20. Het verhaal van Christus’ opstanding is te allen tijde een middel tot blijdschap in God geweest.
Iemand zou kunnen zeggen: Wat gaat mij Christus’ opstanding aan? Het is zo: als gij geen deel hebt aan Christus, dan gaat Christus’ opstanding u niets aan. Maar als Christus de uwe is, dan zijt gij met Hem en in Hem opgewekt.
Isaac Ambrosius, predikant te Engeland
(”Het zien op Jezus”, 1681)