Utrecht bezint zich op Goede Vrijdag
UTRECHT – Buiten flaneert het dagjesvolk, met honderden tegelijk, langs grachten en winkels. Binnen in de Domkerk vouwen zo’n twintig mensen de handen, voor een oecumenisch middaggebed. Utrecht bezint zich op Goede Vrijdag.
Het openingslied is Psalm 77 uit het Liedboek voor de Kerken: „Nu de druk mij overmande, hef ik tot de Heer’ mijn handen.” Zoekend en devoot zingen ze de melodie achterna, a capella. „Want op Goede Vrijdag zwijgt het orgel, en zingen wij zelf.”
Na de schriftlezing uit 1 Petrus (over het Lam, „zonder vlek of gebrek”) is het zeven minuten stil. De meesten bidden, met de ogen gesloten. Een ander peinst, mediteert, overdenkt, prakkiseert over dingen die geweest zijn, misschien over dingen die nog moeten komen.
De voorganger spreekt een gebed uit, voor hen die in gevangenschap kwijnen, gemarteld worden, of nog erger. Hij vraagt om vergeving vanwege de haat op deze wereld die scheiding brengt, vanwege de begeerte van volken en van mensen, vanwege de genotzucht die lichamen onwaardig misbruikt. „Heer’, vergeef het ons.”
Hugo, een 65-plusser uit Utrecht, zegt: „Ik zoek hier rust, bezinning.” Wijzend naar buiten: „Daar word je maar afgeleid door van alles en nog wat.” Hij komt hier wel vaker. „Want zomaar een half uurtje bezinning, dat beklijft niet. Geloof heeft onderhoud nodig. Dus je moet wel blijven komen.”
Een middaggebed op Goede Vrijdag heeft een extra dimensie, zegt hij. „Denk je in wat Jezus gedaan heeft. Dat is bovenmenselijk geweest, dat lijden, die kruisiging. Dat kon geen mens, maar Hij wel.” Hugo wil wel geloven dat dat alleen kon omdat Jezus God én mens was. „Maar dat gaat mijn begrip te boven.”
In de Dom te Utrecht wordt deze week de Stadsretraite gehouden. Drie dagen trekken deelnemers zich terug uit de hectiek van elke dag. Ze denken na over het lijden, het sterven en de opstanding van Christus. Het begon op Witte Donderdag, met een consistoriegebed in de sacristie. Het loopt uit paaszondag. Dan breekt aan het einde van de nacht, bij het krieken van de dageraad, op het Domplein de paasjubel uit. Dan is er een gedicht, een lied, trompetgeschal. Terwijl alle klokken van de Domtoren gaan luiden, klinkt het Evangelie van Pasen: „De Heere is waarlijk opgestaan.”