Veel angst voor straling na Tsjernobyl
De kernramp in Tsjernobyl had ingrijpende gevolgen voor de bevolking in de regio. Angst voor straling hield mensen in hun greep. Evacuaties verscheurden sociale structuren. Dat riep grote spanningen op. „Deze indirecte gevolgen waren soms erger dan de radioactiviteit zelf.”
Prof. dr. Jean Savelkoul weet waarover hij praat. Begin jaren negentig was hij op verzoek van de Nederlandse regering betrokken bij de opzet van een polikliniek en gezondheidsinformatiecentrum in de Wit-Russische stad Gomel.
Dat Savelkoul hiervoor werd aangezocht, was geen toeval. De huidige vicevoorzitter van de raad van bestuur van het VU medisch centrum werkte daarvóór 25 jaar in het UMC Utrecht als internist en hoogleraar medische toxicologie en is nog altijd hoogleraar stralingshygiëne in het Leids Universitair Medisch Centrum.
Savelkoul was met andere Nederlandse hulpverleners tussen 1990 en 1995 actief in Gomel. Hij verbleef er niet permanent, maar kwam meerdere malen per jaar een week langs.
Dat de keus voor het gezondheidscentrum op Gomel viel, had onder meer te maken met de ligging van de stad op ongeveer 100 kilometer afstand van de ontplofte kerncentrale in Tsjernobyl. Ten zuiden en ten oosten van de stad bevinden zich uitgestrekte zwaar besmette gebieden. De stad zelf was het minst ernstig getroffen.
Was er een duidelijk verband tussen de klachten waarmee mensen zich op de polikliniek meldden en de verhoogde stralingsniveaus?
„Nee, niet in onze polikliniek. Als het om kanker ging, stonden schildkliertumoren op de voorgrond. Daar kregen vooral foetussen die ten tijde van de ramp nog in de moederschoot zaten en kinderen tussen de nul en de vier jaar oud al binnen enkele jaren na de ramp mee te maken. Die kinderen gingen echter naar andere behandelcentra.”
Wat voor patiënten kwamen er wel naar de polikliniek?
„We zagen nogal wat mensen met diabetes. Insuline was er in die tijd nog onvoldoende, dus aan die zorg viel heel wat te verbeteren. Verder hadden veel mensen last van maagklachten. Die konden we ook goed behandelen. We kochten een gastroscoop waarmee we in de maag konden kijken en leidden het personeel op om ermee te werken.
We zagen ook mensen met lymfklierkanker. We hebben echter nooit het verband met straling hard kunnen maken.”
Hebben jullie stralingsmetingen gedaan bij patiënten?
„Ja. Met zogeheten totale lichaamstellers vonden we bij patiënten wel verhoogde gehaltes aan cesium-137 in het lichaam, maar geen dramatische waarden. Uit de metingen konden we afleiden dat mensen in Gomel wel radioactiviteit hadden binnenkregen, maar niet in zulke doses dat je er wat aan zou moeten doen. We vonden in lichaamscellen met behulp van de zogeheten Fish-test ook wat meer chromosoomafwijkingen dan gebruikelijk, maar de verschillen waren niet groot.”
Verbonden mensen hun klachten vaak aan opgelopen straling?
„Ja, velen wel. Er was angst. Sommige mensen durfden bijvoorbeeld al jaren hun ramen niet open te doen omdat ze bang waren dat er radioactieve deeltjes binnen zouden dringen. Zelfs lokale artsen dachten dat.
De mensen waren erg gefocust op straling. Zo was er een lichtreclame op een gevel aangebracht die niet de temperatuur en de tijd weergaf, zoals gebruikelijk in ons land, maar het actuele stralingsniveau in de lucht. Weinig mensen snapten overigens wat er werd gemeld.”
Wat dachten de lokale artsen over het verband tussen straling en klachten?
„Dat verschilde, zo bleek uit onderzoek. Er waren er die verhoogde stralingsblootstelling als belangrijkste oorzaak van veel klachten zagen. De meeste districtsartsen, een soort huisartsen, daarentegen waren van mening dat niet straling, maar angst voor straling en depressiviteit en de psychosociale gevolgen van evacuatie de belangrijkste factoren waren die tot klachten leidden.
Wat denkt u zelf?
„Wat ik in mijn lange carrière gezien heb, is dat klachten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen eenzelfde patroon vertonen, ongeacht of het nu gaat om bodemverontreiniging of radioactiviteit. Er is sprake van onrust en onzekerheid in combinatie met vage klachten. Soms hebben die klachten echt een lichamelijke oorzaak, maar meestal niet.
Daarbij was er het al genoemde probleem van die evacuaties. Mensen uit zwaar besmette gebieden moesten verhuizen. Zij kregen onder meer in Gomel woonruimte toegewezen en hadden daarbij voorrang op de lokale bewoners. Dat gaf ergernis. Bovendien dachten veel mensen –ten onrechte– dat de nieuwelingen uit bijvoorbeeld de ontruimde stad Pripjat veel radioactiviteit uitstraalden en dat ze voor hen een gevaar opleverden.
De nieuwelingen waren op hun beurt ontworteld uit hun vertrouwde omgeving en losgerukt uit sociale netwerken. Dat gaf allemaal spanningen en die hadden ook lichamelijke gevolgen. Wel klachten door Tsjernobyl dus, maar niet direct door blootstelling aan straling.
Een andere stressfactor waren de maatschappelijke veranderingen in de Russische Federatie. De vroegere Sovjet-Unie was begin jaren negentig net uit elkaar gevallen. Ook dat bracht veel onzekerheid met zich mee.”
Wat waren de uitgangspunten voor de voorlichting die u gaf?
„Mensen niet ten onrechte geruststellen, maar ook niet –en dat is minstens zo erg– ten onrechte ongerust maken. Dat leidt tot onnodige angst en onzekerheid. We gaven onze voorlichting niet alleen aan patiënten op de poli, maar ook aan de inwoners van Gomel. Met een bus stonden we op de lokale markten en we bezochten scholen.
Door het geven van voorlichting over onder meer voeding en straling probeerden we mensen beter inzicht te geven in vermeende en echte risico’s. Sommigen dachten bijvoorbeeld dat door het koken van aardappels de radioactiviteit veranderde. Onzin natuurlijk.
We adviseerden verder bijvoorbeeld om geen paddenstoelen uit de regio te eten. Paddenstoelen kunnen veel radioactiviteit opnemen door hun oppervlakkige schimmeldraden in de bodem.”
Hoe beoordeelt u uiteindelijk de gevolgen van Tsjernobyl?
„Een ramp met vreselijke consequenties voor mens en milieu. Die wil ik niet bagatelliseren. Anderzijds zijn de gevolgen van chemische calamiteiten soms ernstiger. Neem bijvoorbeeld de ramp in Bhopal in India in 1984. Een gifwolk kostte toen zo’n 11.000 personen het leven en tastte de gezondheid van tussen de 150.000 tot mogelijk wel 600.000 andere mensen aan, geven schattingen aan.
Het gaat erom de risico’s zo veel als maar enigszins mogelijk is te beperken. De nucleaire sector zie ik, net als de chemische industrie, nog altijd als een normale bedrijfstak.”
In de aanloop naar Tsjernobyl 25 jaar een serie artikelen over de gevolgen van de kernramp.
Verschillende visies op aantal slachtoffers Tsjernobyl
Het exacte aantal slachtoffers van de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl zal wel nooit bekend worden. De cijfers die onderzoekspublicaties en rapporten noemen, liggen soms mijlenver uiteen.
Het Internationale Atoomenergie Agentschap (IAEA) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) spreken beide over ongeveer 9000 doden en 200.000 zieken. De WHO becijfert dat de totale fall-out van Tsjernobyl zo’n 200 keer hoger lag dan die van de beide atoombommen op Hirosjima en Nagasaki in 1945.
Radioactieve deeltjes verspreidden zich over Oekraïne, Wit-Rusland en Europa en uiteindelijk over een groot deel van het noordelijke halfrond.
Het aantal slachtoffers dat wordt genoemd in het vorig jaar verschenen boek ”Chernobyl: Consequences of the catastprophe for people and the environment” (New York Academy of Sciences, $ 150,-) liggen veel hoger dan die van de IAEA en de WHO. De auteurs maken melding van op termijn 985.000 stralingsdoden wereldwijd, waaronder alleen al 112.000 tot 125.000 onder de opruimers (liquidators).
De gevolgen van Tsjernobyl zijn veel erger dan veel onderzoekers geloofden, aldus dr. Janette Sherman, als arts en toxicoloog verbonden aan de universiteit van Western Michigan. Ze vertaalde het boek, dat oorspronkelijk in het Russisch verscheen, in het Engels. Auteurs zijn onder anderen prof. Alexej Jablokov, voormalig hoofd van de Russische academie van wetenschappen onder Gorbatsjov, en Vassily Nesterenko, die in de Oekraïne aan de nucleaire touwtjes trok ten tijde van de ramp. Hij overleed in 2009 aan de gevolgen van de opgelopen straling.
Jablokov en zijn collega’s stellen dat in het Westen door organisaties als de IAEA bewust weinig aandacht is geschonken aan –niet in het Engels vertaald– Oost-Europees onderzoek naar de gevolgen van de ramp.
Zij ploegden ruim 5000 artikelen en rapporten door, waaronder veel documenten die aanvankelijk door het Sovjetregime werden achtergehouden.
De informatie uit al deze rapporten maakt volgens hen duidelijk dat er in Oekraïne en Rusland na Tsjernobyl sprake is van een stijging van de kindersterfte en het aantal doodgeboren kinderen. Ook registreren ze meer aangeboren afwijkingen, vroeggeboortes, aandoeningen aan de luchtwegen, het maag-darmkanaal, het zenuwstelsel, de hormoonhuishouding, bloedziekten, hart- en vaataandoeningen, genetische veranderingen, kanker en goedaardige tumoren en psychische schade door angst voor straling.
De bevindingen van Jablokov en zijn collega’s werden in het Westen bekritiseerd als onvolledig en onevenwichtig. Jablokov en de zijnen negeren de uitkomsten van westerse studies, stelt Mona Dreicer in een recensie. Zij is werkzaam bij het Lawrence Livermore National Laboratory in de VS, een belangrijke speler in de wereld van kernenergie. Anderzijds is ze wel van mening dat dit boek goed inzicht geeft in de niet-Engelse wetenschappelijke publicaties over de gevolgen van Tsjernobyl.