Vergelijking Tsjernobyl-Fukushima: Ongelukken met een grote reikwijdte
De kernramp bij Fukushima doet niet veel onder voor die van Tsjernobyl in 1986; grote delen van de wereld hebben er last van. Beide zijn als „zeer ernstig ongeluk” geclassificeerd en worden al geregeld in één adem genoemd. Wat deze rampen van elkaar onderscheidt, is de totaal verschillende oorzaak. Ook zijn de gevolgen van Tsjernobyl op de langere termijn veel ernstiger.
Tsjernobyl
Een combinatie van menselijk en technisch falen bracht het dagelijks leven in de wijde omtrek van de kerncentrale van Tsjernobyl tot stilstand. Terwijl 25 jaar later de natuur bezit heeft genomen van het gebied, maakt de wereld nog steeds de balans op van de kernramp in reactor 4.
Al voordat het fout ging in de centrale op de bewuste zaterdag 26 april 1986 stond het gebruikte reactortype bekend als onveilig en gevaarlijk. Alleen de Sovjet-Unie nam de risico’s voor lief.
Wanneer reactor 4 van de kerncentrale uit bedrijf moet voor routineonderhoud, vindt de dagploeg het een goed moment om de elektriciteitsvoorziening van het koelsysteem te testen. Het noodkoelsysteem wordt alvast uitgeschakeld.
Door onvoorziene omstandigheden moeten ze de test uitstellen en gaat de avondploeg er onvoorbereid mee aan de slag. De operator legt door een bedieningsfout de reactor bijna stil. Vervolgens probeert hij de kernreactie weer op gang te brengen en het vermogen stijgt tot een schamele 200 megawatt, een derde van de 600 megawatt die nodig is om de geplande proef uit te voeren.
Tegen alle regels in zet het team het experiment door. De hoofdingenieur ontkoppelt het veiligheidssysteem dat de reactor bij een calamiteit moet stilleggen. Terwijl het koelwater langzaam opwarmt, sluit hij de klep waarlangs de stoom naar de generator stroomt.
De temperatuur van de reactorstaven neemt daarna snel toe. Terwijl er een oncontroleerbare kettingreactie op gang komt, laat het personeel in paniek de regelstaven zakken om de warmteontwikkeling af te remmen. Het is dan echter al te laat. Door een ontwerpfout loopt het vermogen razendsnel op tot 33.000 megawatt, ruim tien keer hoger dan normaal.
In een oogwenk verandert al het koelwater in stoom. De ontploffing die daarop volgt, blaast het 2000 ton zware deksel van de reactor af. Op dat moment staat een van de medewerkers naast het reactorvat. Zijn lichaam is nooit teruggevonden.
In de ravage vat het gloeiend hete grafiet in de reactor spontaan vlam. De uitslaande brand en een tweede explosie voeren een radioactieve rookwolk tot 8 kilometer hoogte.
’s Morgens staan de inwoners van het nabijgelegen stadje Pripjat, onbewust van de enorme stralingsdoses die ze daarmee te verwerken krijgen, op de spoorbrug –die nu de ”brug des doods” heet– toe te kijken. Brandweerauto’s uit de hele regio staan op het terrein rond de centrale en helikopters vliegen af en aan.
In een poging het vuur in reactor 4 te doven, storten helikopters vanuit de lucht zand, lood en boorzuur in de reactorkern. Het mag echter niet baten.
Intussen is de nucleaire brandstof zo heet geworden dat die door de bodem van het reactorvat dreigt te smelten. Als dat gebeurt, kan het bluswater onder het vat in één klap verdampen en dreigt een derde explosie die een groot deel van Europa onbewoonbaar zal maken. Om dit te voorkomen moet het water hoe dan ook worden weggepompt.
Drie brandweermannen wagen zich daarvoor in de ruimte onder de reactor, blootgesteld aan 300 sievert per uur, 300.000 keer de dosis die een Nederlander jaarlijks maximaal mag oplopen. Ze slagen daarin, maar twee van hen overlijden enkele dagen later aan acute stralingsziekte.
Hoewel geigertellers de dag na de ramp onrustbarende waarden aangeven, slaat het plaatselijk bestuur geen alarm. De bevolking is het niet gewend om vragen te stellen.
De volgende dag blijkt er wel degelijk iets ernstigs aan de hand te zijn. In een lange rij bussen worden de 135.000 inwoners op 27 april uit het besmette gebied geëvacueerd, om er nooit meer terug te keren.
De ramp is dan nog steeds geen wereldnieuws. De Sovjetautoriteiten blijken er niet eens van op de hoogte te zijn – president Gorbatsjov klaagt later dat hij via Zweden aan zijn informatie moest komen.
Bij medewerkers van de Zweedse kerncentrale Forsmark die ’s maandagsmorgens 28 april naar hun werk gaan, gaat het alarm af. Hun kleding blijkt radioactief besmet. Tegen de middag concluderen de Zweden dat een Russische centrale serieus in de problemen moet zitten. Pas daarna komen de Sovjets met summiere mededelingen over de ramp.
In heel Europa en zelfs aan de oostkust van de Verenigde Staten wordt in de weken daarna verhoogde radioactiviteit gemeten. Volgens meetgegevens is 60 procent van de radioactieve fall-out terechtgekomen in Wit-Rusland, waar deze een gebied vier keer groter dan Nederland ernstig heeft besmet.
Tsjernobyl telt 25 jaar na dato nog steeds zijn slachtoffers. Ging het aanvankelijk over 231 acute stralingsdoden, de schattingen van de kankerslachtoffers over de langere termijn variëren van 4000 (WHO) tot 200.000 (Greenpeace). De Russen zelf houden het inmiddels op 985.000 extra doden tussen 1986 en 2004 als gevolg van radioactieve besmetting.
Fukushima
De Japanse kerncentrale Fukushima 1 draaide al een respectabele veertig jaar, maar voldeed nog steeds aan alle voorschriften. Daarmee was de veiligheid gegarandeerd, meenden de Japanners. Een tsunami sloeg die zekerheid echter hardhandig aan gruzelementen.
Fukushima 1 kan een stootje hebben. Zonder problemen doorstaat de zes reactoren op 11 maart 2011 de zeebeving met een kracht van 9,0 op de schaal van Richter. De reactoren 1, 2 en 3 schakelen automatisch uit, terwijl drie andere voor onderhoud al buiten bedrijf zijn.
Ook wanneer een centrale stilligt, produceert de splijtstof voortdurend warmte, zodat de reactoren continu gekoeld moeten worden. In eerste instantie verloopt dat vlekkeloos.
Luttele minuten na de beving vaagt een 14 meter hoge tsunami de koelsystemen weg. Ze zijn berekend op vloedgolven van hooguit 5 meter. En dan komt de centrale in grote moeilijkheden.
Eigenaar Tepco roept de nucleaire noodtoestand uit: alle inwoners in een straal van 3 kilometer om de centrale moeten onmiddellijk vertrekken.
De problemen stapelen zich daarna snel op. De temperatuur van het koelwater van reactor 1 stijgt in rap tempo naar 1200 graden, en een waterstofexplosie blaast op 12 maart een deel van het dak en de gevelbeplating van het reactorgebouw weg.
Na dit incident breidt de Japanse regering de evacuatiezone uit tot 20 kilometer van de centrale. Daardoor moeten 170.000 mensen een goed heenkomen zoeken.
Intussen proberen Japanse ingenieurs met man en macht de reactorruimte te koelen met zeewater. Ze kunnen echter niet voorkomen dat 70 procent van de brandstof in reactor 1 smelt.
Na deze gedeeltelijke meltdown in eenheid 3 en een volgende explosie raakt de nabije omgeving besmet met hoogradioactief plutonium.
Ook in reactor 2 smelten de splijtstofstaven deels. Bij een explosie ontstaat een scheur in het betonnen omhulsel van het reactorvat, waardoor radioactief water in zee en in het grondwater lekt.
Tot hun schrik ontdekken de Japanners dat de splijtstofstaven in het opslagbassin in reactorhuis 4 eveneens flink opwarmen. Een explosie en een brand volgen later op de dag. Ze constateren daarop een stralingslek bij reactor 4 van 400 millisievert per uur, vier keer de veilige norm.
De Japanse regering sommeert op dat moment ook de 750 werknemers van Tepco uit de regio te vertrekken vanwege het hoge stralingsniveau.
Niet iedereen mag echter weg. Een groep van 180 specialisten probeert 24 uur per dag in ploegen van 50 man de reactoren te koelen met zeewater.
In een verstikkende atmosfeer moeten deze ”Fukushima 50” hun weg vinden. Beschermende pakken en zuurstofmaskers bieden geen bescherming tegen de allesdoordringende radioactieve straling. En dat weten ze maar al te goed. „Ga er maar van uit dat ik ten dode opgeschreven ben”, vertelt een van de techneuten tegen zijn dochter. Het Japanse ministerie van Gezondheid weet niets beters te doen dan de toegestane dosis straling te verhogen van 100 naar 250 millisievert.
Kilometers van de kerncentrale registreren geigertellers intussen ook verhoogde stralingsniveaus. Tot in Zuid-Korea hebben wetenschappers sporen van radioactief jodium en xenon aangetoond.
Hoewel Tepco aanvankelijk slachtoffer lijkt, verliest de energiegigant zijn onschuld wanneer blijkt dat er al jaren sprake is van doofpotaffaires. In een rapport noemt het nucleaire informatiecentrum CNIC in Tokio Tepco „berucht”, omdat het bedrijf in het recente verleden „meermalen inspectierapporten heeft vervalst”, aldus CNIC in een rapport.
Daardoor kwamen scheuren in reactorvaten in zeker zeventien centrales –waaronder Fukushima 1– niet in de publiciteit. De onthulling dat werknemers van Tepco uranium in emmers versjouwden, valt daarbij haast in het niet.
Ook de Japanse overheid heeft boter op het hoofd, zo blijkt. Ondanks waarschuwingen van de Japanse nucleaire toezichthouder Nisa verleende de regering in februari aan Tepco toestemming om de oudste reactor nog tien jaar te exploiteren.
Hoewel politiek en bedrijfsleven in Japan bij elkaar op schoot zitten, kent het geduld van de overheid zijn grenzen. Zo ontploft premier Naoto Kan bijkans van woede als hij via de media moet vernemen dat er een explosie heeft plaatsgehad in een van de reactoren. In het algemeen uiten de media veel kritiek op de summiere berichtgeving door Tepco.
Intussen proberen de Japanners nog altijd met man en macht de reactoren onder controle te krijgen. Nu ze de koeling weer aan de praat hebben, lijkt de situatie in Fukushima redelijk stabiel, hoewel de centrale nog steeds radioactieve deeltjes lekt.
De duizenden geëvacueerde burgers kunnen echter nog niet naar huis. Ook voor hen is het de vraag of dat ooit zal gebeuren. Deskundigen schatten dat neerslag van radioactief cesium en strontium de huizen en de grond tientallen jaren onbewoonbaar heeft gemaakt.
Overeenkomsten
Bij beide centrales werden eerdere ernstige misstanden onder de pet gehouden.
De informatievoorziening was in beide gevallen gebrekkig. Zelfs de politiek leider werd niet op de hoogte gesteld van de ernst van de problemen.
Beide kernrampen zijn ingeschaald op het hoogste niveau, ”zeer ernstig ongeluk”.
Door de radioactieve besmetting kunnen geëvacueerde bewoners decennia- tot eeuwenlang niet terugkeren naar hun woonplaats.
Beide rampen brachten wereldwijd een discussie op gang over de veiligheid van kernenergie. In 1986 werd in Nederland de bouw van twee geplande centrales in de ijskast gezet. Na de gebeurtenissen Fukushima lijkt hetzelfde te gebeuren met ”Borssele 2”.
Verschillen
Het Russische type RBKM-reactor in Tsjernobyl gold als een van de onveiligste ter wereld; in Fukushima 1 draaiden betrouwbare westerse reactoren.
De overheid evacueerde de bevolking uit de omgeving van Tsjernobyl pas na 36 uur; rond Fukushima moesten de bewoners al binnen een uur vertrekken.
Voordat het buitenland in de gaten had dat er iets mis was in Tsjernobyl ging tweeënhalve dag voorbij; Fukushima 1 was binnen luttele minuten wereldnieuws.
Brandweerlieden blusten de Tsjernobylcentrale in eerste instantie onbeschermd; in Japan beschikt het personeel over beschermingsmiddelen.
In de eerste week na de ramp in Tsjernobyl overleden 31 stralingsslachtoffers aan acute stralingsziekte; bij Fukushima is tot op heden één dode gevallen en is één stralingsslachtoffer in het ziekenhuis opgenomen.
Radioactieve deeltjes verspreidden zich na de kernramp van Tsjernobyl over het hele noordelijk halfrond; bij Fukushima lijkt de radioactieve vervuiling zich te beperken tot de directe omgeving.
De explosies in Tsjernobyl verspreidden deeltjes die honderden jaren radioactief blijven, zoals plutonium; bij Fukushima blijft de besmetting voornamelijk beperkt tot lager radioactief jodium, cesium en strontium, dat binnen tientallen jaren is vervallen.
Deskundigen schatten dat de totale hoeveelheid vrijgekomen straling door de ramp bij Fukushima hooguit 20 procent bedraagt van die in Tsjernobyl.