Daar vliegt het vuurgoudhaantje
Titel:
”Vogels van Europa”
Auteur: Rob Hume
Uitgeverij: Van Reemst, Houten, 2003
ISBN 90 410 1892 1
Pagina’s: 448
Prijs: € 34,90. Vogelaars zijn verknocht aan vogelgidsen. Petersons vogelgids stond jarenlang het hoogst genoteerd, met zo’n twintig herdrukken. ”Vogels van Europa” van Lars Johnsson is daarbij gekomen. Het is niet uitgesloten dat het pas in het Nederlands verschenen boek van Rob Hume met dezelfde titel, hoge ogen gooit bij vogelaars. „Deze gids laat zien waar anderen alleen over schrijven”, belooft de omslag.
Vogelgidsen zijn in eerste instantie bedoeld als naslagwerk. Ervaren vogelaars gaan zonder gids op stap, onthouden details van waarnemingen en slaan er thuis de gids op na. De meeste amateurs echter gaan bij voorkeur gewapend met een gids op stap om onmiddellijk bij elke vogel te kunnen zien wat daar vliegt. De kijker om de nek, de gids in de rugzak. Globaal weegt Peterson een pond, Johnsson een kilo en zit het boek van Rob Hume er tussenin.
Bij de aanschaf van een goede gids moet het belang van het gewicht niet onderschat worden. Vogels kijken vraagt namelijk concentratie. Draag je veel gewicht, dan kun je moeilijker de kijker hanteren of je moet de bagage neerzetten. De ervaring leert dat vogels niet blijven zitten tot jij je geïnstalleerd hebt in de juiste positie.
De laatste jaren is het gewicht van de kijkers teruggebracht tot een minimum. Lichtgewicht kijkers doen in kwaliteit niet of nauwelijks onder voor de zwaargewichten van vroeger en wegen niet meer dan een paar ons.
Objectief
Wat ”Vogels van Europa” onderscheidt van Peterson en Johnsson, zijn de foto’s. „Een opvallende primeur”, volgens de uitgever. Nu zijn er natuurgidsen genoeg die met foto’s werken, maar inderdaad, alle eerder verschenen vogelgidsen maken gebruik van tekeningen.
Een argument om foto’s te plaatsen is dat deze „gedetailleerd en objectief zijn. Ze vangen vogels in de beweging, ze zijn echt. Foto’s missen de precieze kleurbeheersing van een tekenaar, maar de realiteit van de verscheidenheid is leerzaam. Een vogel in het wild ziet u nooit onder de ’perfecte’ omstandigheden van een atelier.”
De foto’s zijn buitengewoon goed van kwaliteit. Ze worden aangevuld met tekeningen van de vogel in vlucht. Mannetjes en vrouwtjes zijn apart geportretteerd.
De bijna 450 pagina’s tellende gids bestaat uit drie delen. In het eerste deel komen de 320 meest voorkomende Europese vogelsoorten aan de orde, gevolgd door 200 zeldzamere soorten en een lijst met dwaalgasten.
De auteur Rob Hume is niet de eerste de beste. Hij is redacteur en kunstenaar en blijkt ook een vaak geraadpleegd vogelkenner. Hij werkte 23 jaar voor de Britse Vogelbescherming en is eindredacteur van haar blad ”Birds”, dat een oplage heeft van 1,8 miljoen lezers.
Leeftijd
Humes benadering moet snelle identificatie in het veld mogelijk maken. De eerste twintig bladzijden van zijn boek vormen een aanloop tot het vogel kijken. Daarin legt hij uit hoe de gids werkt en waar je op moet letten. De verscheidenheid aan vormen, kleuren en formaat in combinatie met de wisselende weersomstandigheden maken het kijken naar vogels tot een fantastische, maar soms ingewikkelde bezigheid.
Het is om te beginnen handig dat alle gegevens per soort op een bladzijde staan, zodat tekst en tekening bij elkaar te vinden zijn en je niet naar beschrijvingen of spreidingsgebieden hoeft te zoeken elders in het boek. Verder hebben op de vogel gelijkende soorten en ondersoorten een plek op de pagina gekregen en staan in overzichtelijke schemaatjes onder elke bladzijde lengte, spanwijdte, levensduur en status genoteerd. Net als opvallend balts- of vlieggedrag zoals duiken, bidden, zwermen of zweven.
Vooral de vermelding van de levensduur is een interessant en nieuw gegeven. Zo leeft het piepkleine vuurgoudhaantje twee tot drie jaar, en kan de visarend wel dertig jaar worden. Ook het aantal maanden dat de vogel in Nederland en België te zien is, staat genoteerd. De gids is laagdrempelig in gebruik en is zowel voor amateurs als geoefende vogelaars een aanwinst.