Het kielzog van maritiem historicus Jaap R. Bruijn
Titel:
”In het kielzog. Maritiem historische studies aangeboden aan Jaap R. Bruijn bij zijn vertrek als hoogleraar zeegeschiedenis aan de Universiteit Leiden”
Auteur: L. Akveld, F. Broeze e.a. (red.)
Uitgeverij: De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 2003
ISBN 90 6707 565 5
Pagina’s: 560
Prijs: € 24,95. Een imponerend schip laat altijd een brede streep kielwater achter zich. Als men de betekenis van maritiem historicus J. R. Bruijn moet afmeten aan het bruisen van zijn kielzog, dan kan hij slechts worden vergeleken met een oceaanstomer. In maart nam de enige hoogleraar zeegeschiedenis die Nederland rijk is, afscheid van de Universiteit Leiden.
Bij zijn vertrek kreeg hij een lijvig boekwerk aangeboden met maar liefst veertig artikelen over uiteenlopende maritiem-historische onderwerpen. De auteurs van deze bijdragen zijn vaak gepromoveerd bij Bruijn of hebben op andere wijze de invloed van deze markante historicus ondergaan.
Het gevaar van een dergelijke bundel is versnippering, en daar ontkomt ook dit boek niet aan. De artikelen hebben weliswaar alle een maritiem karakter, maar lopen uiteen van scheepsarcheologie tot de lonen van Canadese zeelieden en van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw. De samenstellers hebben eenheid in deze verscheidenheid proberen aan te brengen door de artikelen per zeevaarttak te scheiden: marine, koopvaardij/VOC, visserij/walvisvaart en varia. Die onderverdeling is niet zo sterk, maar niettemin krijgt de lezer een uitstekend overzicht van de manier waarop de zeegeschiedenis zich in de afgelopen decennia als wetenschap heeft ontwikkeld en van de breedheid aan onderwerpen die dit oplevert.
Een van de aspecten die Bruijn veel aandacht heeft gegeven tijdens zijn hoogleraarschap is de sociale kant van het zeeleven. Een aantal auteurs heeft daar ook op ingespeeld. Frank Broeze schreef een Engelstalig artikel (hij was de eerste promovendus van Bruijn en tot zijn dood in 2001 hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Perth) over de Schotse handelaar in Batavia Gillean Maclaine en zijn Nederlandse contacten. „The real stuff of life is people”, zo omschrijft Broeze de visie van Bruijn. Andere biografische artikelen gaan bijvoorbeeld over de VOC-kaartenmaker Isaäk de Graaf (door Günther Schilder) en Abraham Ursinus van Grevenstein, een achttiende-eeuwse marineofficier van wie slechts een aandoenlijk kinderportretje is overgebleven (door Nico Habermehl).
De sociale aspecten komen echter ook tot uitdrukking in artikelen over wantoestanden bij de Friese admiraliteit (door Thea Roodhuyzen), een vergelijking tussen de zeehelden Piet Heyn en Cornelis Jol (Henk den Heijer) en de afschaffing van sterke drank aan boord van marineschepen (Herman Stapelkamp).
Nieuw standaardwerk
Jaap Bruijn heeft in historische kringen naam verworven door het standaardwerk ”Dutch-Asiatic shipping”, een project dat hij in twintig jaar, samen met anderen, in 1987 voltooide. Het driedelige werk is vooral bekend geworden vanwege de vermelding van alle schepen die tussen 1595 en 1795 naar Azië voeren, voorzien van tal van feitelijke gegevens. Voor veel historici is dit een belangrijk naslagwerk. In haar artikel over VOC-scheepvaart binnen Azië roemt Els Jacobs het belang van ”Dutch-Asiatic shipping”, maar pleit zij tegelijkertijd voor een nieuw standaardwerk over de reizen van VOC-schepen binnen Azië. „Zulk structureel onderzoek, dat de historische wereld aan je verplicht, maar wel veel tijd, ervaring en volharding vraagt, kan waarschijnlijk alleen een emeritus hoogleraar volbrengen…” besluit ze veelzeggend.
De zeegeschiedenis is een wetenschapstak die voortdurend in beweging is en dat blijkt ook uit veel artikelen in de bundel. Piet Boon doet bijvoorbeeld in zijn artikel ”Kerk en schip” een oproep om structureel onderzoek te doen naar de godsdienstige beleving van zeelieden. Lewis Fisher pleit voor meer internationaal onderzoek naar het verschil tussen reële en nominale lonen in de zeevaart en aanverwante bedrijfstakken. En Karel Davids geeft de noodzaak aan van modern sociaal-economisch onderzoek op het gebied van de zeeverzekering en makelaardij. De diversiteit van deze onderwerpen geeft wel aan hoe breed het kielzog van Jaap Bruijn feitelijk is.
Bretons zeemanslied
De artikelen in de bundel worden (zoals het goede leerlingen van een strenge leermeester betaamt) gekenmerkt door gedegenheid. Slechts een enkele keer springt een auteur enigszins uit de band en dat levert soms bijzonder smakelijke of prikkelende artikelen op. Dat is het geval bij Leonard Blussé en Alan Lemmers. Blussé beschrijft op beeldende wijze zijn zoektocht naar de herkomst van een oud Bretons zeemanslied over 42 mannen uit Arzon, die in de zeeslag bij Schooneveld (1673) een rol speelden. Lemmers zegt geen enkele wetenschappelijke pretentie te hebben bij zijn verklaring van een schilderij van Willem van de Velde, dat zich in de National Gallery in Londen bevindt. „Beschouw het als een gedachteoefening, een spel. Spel, wetenschappelijk onderzoek en kunst zijn toch zeer nauw verwant, zo leert ons de ethologie.” Lemmers vleit zich met de gedachte dat de lezer nooit meer vrij zal zijn van twijfel als hij naar het bedoelde schilderij kijkt en dat is hem in ieder geval bij één lezer gelukt.
In zijn afscheidsrede stelde Bruijn dat zijn tijd na 41 jaar figuurlijk „op het golvend pekelveld gedobberd te hebben” voorbij was. De afscheidsbundel geeft echter aan dat zijn kielzog onverminderd voortbruist.