Zorgzame moeder Alma Cuperus rijdt dertig jaar voor „goede school”
Dertig jaar lang reed ze kinderen naar de reformatorische school in een buurgemeente. Totdat een ernstige ziekte het haar belette. Alma Cuperus-Baks (66) uit Pijnacker blijft er rustig onder. „Ik ben dankbaar dat ik de toekomst in de hand van de Heere mag leggen.”
Kinderstemmen schallen door de Julianalaan in het Zuid-Hollandse Pijnacker. Het komt van de christelijke Beatrixschool, tegenover het huis van het echtpaar Cuperus. Het is de school waar Rinze en Alma Cuperus ruim dertig jaar geleden hun zoon van afhaalden. „We hadden moeite met het verwaterende christelijk karakter van de school”, verklaart Alma Cuperus, samen met haar man lid van de hervormde Maranathakerk in Delft.
In diezelfde tijd hadden de reformatorische scholen in het naburige Delft, de Dr. Maarten Lutherschool, de Wilhelmus van Nassouweschool en de Prins Mauritsschool, moeite om het hoofd boven water te houden, zo neemt Rinze Cuperus (66) het gesprek over. „We hebben toen onze zoon naar de Van Nassouweschool gestuurd. En we zijn een campagne gestart om meer leerlingen uit de regio naar deze scholen te krijgen.”
Dit hield echter wel in dat er schoolvervoer moest worden geregeld. Dat organiseerden de echtelieden uit Pijnacker eveneens. Er kwam een Toyotabusje en de vrouw des huizes reed: ’s ochtends, tussen de middag en ’s middags. „Het kwam op mijn weg”, zegt ze eenvoudig. „Ik ben blij dat ik mocht meehelpen. Al die kinderen die we hebben gereden, hebben ook een ziel te verliezen. Daarom vond ik het belangrijk om hen naar Delft te brengen.”
Het werk voor de scholen, die inmiddels fuseerden tot de Prins Mauritsschool, groeide. Was er eerst één busje, inmiddels rijden er negen, met elk een maximale capaciteit van twaalf kinderen. Alma Cuperus zat niet alleen achter het stuur, ze organiseerde ook het gehele leerlingenvervoer naar het reformatorisch onderwijs in Delft: de chauffeurs, de bezetting van de busjes, het meerijden van vriendjes na schooltijd. „Een bijzondere organisatie waren de maandag- en de vrijdagmiddag. Dan moesten de kinderen uit de lagere groepen wel naar huis, maar die uit de hogere groepen niet. En niet elke dag gaat elke leerling mee.” Haar man: „Er ging en gaat geen dag voorbij of er moet wel worden gebeld om dit te organiseren.”
Alma Cuperus regelde ook extraatjes rond het schoolvervoer: de ritjes naar het schoolkamp voor groep 8, het jaarlijkse uitje van de chauffeurs en de educatieve trips van de scholen. „Bijvoorbeeld naar Slot Loevestein of de dierentuin. Tijdens het jaarlijkse dagje uit planden we als chauffeurs het programma van het volgende jaar. Gelukkig is er al die jaren geen wanklank geweest. Dat is niet mijn verdienste.” Hij: „Weet je wat Alma betekent? Zorgzame moeder. Ze had geen betere naam kunnen krijgen.”
Niet alleen het busvervoer, ook de betrokkenheid tot de school nam toe. Rinze Cuperus werd in 1982 bestuurlijk actief en is nog altijd voorzitter van het bestuur. „Het is een reformatorische school met een open toelatingsbeleid. Eigenlijk is het een ouderwetse goede christelijke onderwijsinstelling. Niet alleen een goed christelijke, maar ook een goede school. En we hebben een evangelisatorisch karakter. Zo kiezen allochtone ouders vaak voor de Prins Maurits omdat wij een stevige discipline hanteren.”
Ook Cuperus zelf, destijds als ingenieur werkzaam bij Gist-brocades in Delft, ging een busje rijden. „Ik reed ’s morgens met de bus vol kinderen naar Delft. Daarna nam ik de fiets naar mijn werk. ’s Middags reed ik met de fiets naar school, en dan nam ik de bus weer mee naar Pijnacker.”
Overwoog Alma Cuperus te stoppen toen haar kinderen de Delftse school verlieten? Zij: „Daar heb ik nooit over gedacht. Ik had er plezier in.” Hij: „Onze zoon en jongste dochter hebben goed christelijk onderwijs ontvangen. Onze drive was dat andere leerlingen ook goed christelijk onderwijs konden volgen. Het leuke is: we rijden nu kinderen van ouders die we eerder als kinderen ook hebben gereden.”
Hoogte- en dieptepunten kende het echtpaar niet in het busvervoer. Rinze Cuperus: „We hebben wel eens wat blikschade gehad, maar nooit een groot ongeval. Het meest zijn we geschrokken van een glijpartij, ooit in een winter. Een andere keer schrokken de kinderen van een brandlucht. Daar is het bij gebleven.”
Vijf jaar geleden openbaarde zich bij Alma Cuperus de gevreesde ziekte: ongeneeslijke borstkanker met uitzaaiingen. „Mijn wereld stortte in. Ik heb drie weken in een hoekje gezeten. Toen heeft de Heere mij laten zien dat Hij er voor me is. Dat ervaar ik dagelijks. Natuurlijk heb ik wel eens een inzinking. Maar de Heere zegt dan tegen me: Sta op en ga.”
Inmiddels onderging Alma Cuperus vijf chemokuren. De laatste sloeg niet aan. Daarom gingen de behandelend specialisten in december over op bestralingen. „De specialist zei: Nu breken er zware tijden aan. Die heb ik nog niet gehad.” Ze hoest nog een keer haar benauwde hoest.
Vanwege de uitzaaiingen in haar hoofd zijn nu het evenwicht en het gezichtsvermogen aangetast. Dat laatste noodzaakte haar in december te stoppen met rijden voor de school. „Dat móést. Het was niet makkelijk. Al met al heb ik er een goed gevoel over dat ik dit werk heb mogen doen. Ik heb altijd veel krachten ontvangen. En ik kan nog steeds veel doen. Dat is genade. Daarvan krijg je nooit genoeg.”
Ondanks haar ziekte gaan haar inspanningen voor het busvervoer nog altijd door. „Elke maandag ga ik naar school. Dat hoop ik te doen zolang het gaat. We hebben een rijke God die veel bemoeienis met ons heeft. Ik hoop dat te mogen uitstralen naar anderen.”
Hoe ze de toekomst ziet? „Ik ben dankbaar dat ik die in de hand van de Heere mag leggen en hoop dat Hij mij op Zijn tijd losmaakt van de wereld.” Ze zegt veel steun aan allerlei bekende teksten en verzen te ontlenen. Voorbeelden? „Wat is uw enige troost in leven en in sterven? Maar de Heer’ zal uitkomst geven. Als ik omringd door tegenspoed. Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heeren hand. Moedig sla ik dus de ogen, naar het onbekende land. Ja, ook als de ogen niet meer willen.”