„Doe missionair werk in afhankelijkheid”
NIJKERK – De christelijke cultuur van het Westen moeten we stukje bij beetje begraven. Missionair werk kan leiden tot vernieuwing en hoop, mits we dat doen in afhankelijkheid van God.
Dat stelde prof. dr. S. Paas, bijzonder hoogleraar kerkplanting en kerkvernieuwing aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, woensdagmiddag op de conferentie ”De kerk: planten of begraven?” in Nijkerk. Het congres was georganiseerd door de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Volgens dr. Paas is het duidelijk dat we aan het sterfbed zitten van onze meer dan duizend jaar oude christelijke cultuur van het Westen. „Met die cultuur zal veel sterven dat ons vertrouwd is, bijvoorbeeld het rijke kerkelijke leven op de biblebelt. Op dat punt maak ik me weinig illusies. We moeten ons opmaken voor een leven zonder christendom.”
De afbraak van een christelijke cultuur hoeft niet te betekenen dat daarmee elke vraag naar God verdwijnt, stelt de hoogleraar. „Christelijke jongeren zijn tegenwoordig in het algemeen intensiever met geloof bezig dan ouderen. Menselijkerwijs gesproken zullen er alleen mensen overblijven die bewust en overtuigd christen zijn; de rest zal verdwijnen.”
Missionaire werk kan een goede manier zijn om de christelijke cultuur waardig ten grave te dragen en hoopvol te wachten op Gods ingrijpen, vindt dr. Paas. Mits de kerk niet in de verleiding komt zich te laten obsederen door rationaliteit en beheersbaarheid. „Het succes van onze moderne aanpak betekent dat we uiteindelijk God niet nodig hebben. Misschien zijn de succesvolste missionaire werkers degenen die geleerd hebben zelf niets te kunnen en God God te laten zijn.”
Dr. W. M. Dekker, hervormd predikant te Mastenbroek, betoogde in zijn coreferaat dat de kerk de tijd moet nemen om te rouwen over de verdwijnende christelijke cultuur, zonder direct weer verder te gaan in nieuwe missionaire initiatieven. „Het is nu niet de tijd voor nieuwe groeiplannen. Het is de tijd om de kleren te scheuren, as op het hoofd te strooien en de klaagliederen te zingen. Dat is wat Israël doet in de ballingschap. Wij moeten ons bezinnen.”
Achter de huidige hang naar missionair kerk-zijn zit een misplaatste dadendrang, aldus de predikant. „Het begraven van de kerk is niet een project dat wij moeten gaan volbrengen. Wie dat denkt, zit nog vast in een maakbaarheidsdenken. De kerk wordt begraven, en wij staan er bij. Blijkbaar is dat onze rol in Gods plan met deze wereld.”
Volgens dr. Dekker moet de kerk niet gaan leuren met het Evangelie. „Daar is het te hoog en te heilig voor. Veertienhonderd jaar lang is hartstochtelijk het Evangelie verkondigd. Er komt een tijd waarop je moet zeggen: „Zoek het nu maar even zelf uit.” Dat moment lijkt mij nu in ons land gekomen.”
Het wezen van de kerk ligt niet in haar daden, concludeerde de predikant. „Wat wij weer moeten gaan doen, is geloven in de soevereiniteit van de gekruisigde Christus. Verder niks.” Na de lezingen konden bezoekers vragen stellen aan een forum dat bestond uit de beide sprekers en ds. P. A. Versloot, toeruster kerkplanting bij de PKN, dr. P. J. Visser, predikant van de Noorderkerk te Amsterdam, en P. Apperlo, die betrokken is geweest bij de opheffing van de Nederlands gereformeerde kerk te Zwartsluis.
Volgens ds. Visser is het verdwijnen van de kerk schuld. „Wij hebben het Evangelie verkwanseld. Dat moeten we niet ontkennen, maar belijden. Zo wordt er hoop op God geboren.”
Op de vraag of er wel een algemeen recept is voor missionair werk, antwoordde dr. Paas dat de context er veel toe doet. „In Amsterdam is de kerk vrijwel onzichtbaar en voor de meesten totaal niet relevant. Dat is een andere situatie dan in Veenendaal, waar de kerk nog een grote plaats inneemt.” De problematiek is echter dezelfde, aldus dr. Dekker: „In Veenendaal kan het even duren, maar ook daar verdwijnt de kerk langzamerhand.” Ds. Visser: „Laten we niet somberen. God gaat Zijn eigen gang, die wij niet kunnen overzien. Daar wil ik Hem om prijzen, ook al huiver ik.”