Bezwaren tegen prestatiebeloning in onderwijs
Prestatiebeloning in het onderwijs. Geweldig, betoogt de regering. Nooit aan beginnen, zeggen de meesten in onderwijsland.
In de loop van dit voorjaar presenteert staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs zijn actieplan voor de leraren. Een van de onderdelen die de meeste discussie zullen oproepen, is de prestatiebeloning.
In het regeerakkoord dat VVD en CDA afgelopen najaar bij de kabinetsformatie met elkaar sloten, staat: „Er komt meer ruimte voor prestatiebeloning, zowel van personen als teams.” Hiervoor is in totaal 250 miljoen euro beschikbaar.
Ondertussen is al een klein beetje duidelijk welke kant Zijlstra, die lid is van de VVD, op wil. Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs heeft als staatssecretaris op dat departement in het vorige kabinet een adviesaanvraag gedaan bij de Onderwijsraad. De bewindsvrouw wilde graag voorstellen zien over het stimuleren van excellente leraren. Als antwoord op die vraag kwam de Onderwijsraad begin maart met het advies ”Excellente leraren als inspirerend voorbeeld”.
De raad stelt daarin voor schoolleiders de mogelijkheid te geven om hun beste leraren extra te waarderen door hen voor vier jaar het stempel ”excellent” toe te kennen. Daarvoor mag maximaal 5 procent van het lerarenbestand in aanmerking komen.
De raad wil deze leraren tijd geven om collega’s te begeleiden, om zich in te zetten voor onderwijsinnovatie in de school of voor speciale groepen leerlingen.
De meest excellente leraren krijgen een bonus van 2500 euro per jaar. Volgens de Onderwijsraad maakt prestatiebeloning een carrière in de klas aantrekkelijker.
Overigens wil de raad prestatiebeloning niet opleggen aan scholen. Onderwijsinstellingen moeten zelf kunnen bepalen of dit past bij hun personeelsbeleid en de ontwikkeling van de school.
Zijlstra, die het advies in ontvangst nam, reageerde direct enthousiast op het voorstel van de Onderwijsraad. Grote kans dus dat het voorstel dat hij later dit voorjaar naar de Kamer stuurt, daarop aansluit.
„Het concept van een kopgroep excellente leraren die het peloton kan meetrekken, spreekt mij sterk aan: als staatssecretaris én als fervent wielrenner. Het draait om een andere manier van werken, waarbij meer opbrengstgerichtheid leidt tot betere leerresultaten van leerlingen”, zo stelde Zijlstra bij het in ontvangst nemen van het advies.
Een blauwdruk wil hij niet geven. Er komen verschillende experimenten om te bezien wat de succesfactoren voor prestatiebeloning zijn. Het voorstel van de Onderwijsraad wordt waarschijnlijk een van de experimenten. Verder denkt de bewindsman aan proeven met andere vormen van prestatiebeloning, zoals teambeloning of beloning vanwege verbetering van leeropbrengsten.
Over zijn hoofddoelstelling was Zijlstra helder: „Belangrijk is dat we de gelijkheidscultus bij leraren doorbreken, dat leraren die heel goed presteren, extra worden beloond. Dat is essentieel om ze te behouden voor het onderwijs.”
Het Nederlandse onderwijsveld zit echter niet te wachten op de prestatiebeloning, zo bleek de afgelopen weken. Ouders, bestuurders en leerkrachten die te maken hebben met kinderen met een beperking hebben gezien dat het extra geld dat voor de prestatiebeloning is uitgetrokken (250 miljoen) bijna overeenkomt met het bedrag dat is ingeboekt voor een bezuiniging op het passend onderwijs (300 miljoen euro). Deze bedragen zouden tegen elkaar weggestreept kunnen worden en dan zou er geen bezuiniging plaats hoeven te vinden op het onderwijs aan kinderen met een beperking. Vrijwel alle oppositiepartijen in de Tweede Kamer zijn voor de uitruil, zo bleek vorige maand tijdens een overleg over de bezuiniging op het passend onderwijs.
Maar ook tegen de prestatiebeloning zelf brengt het onderwijsveld tal van bezwaren naar voren. Op de Vereniging van Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) na, die graag wil meedenken, is er bijna geen voorstander te vinden. De VO-raad reageert ook positief, maar dan met name op het advies van de Onderwijsraad dat scholen zelf mogen bepalen hoe ze invulling geven aan prestatiebeloning. Tot de felste tegenstanders behoren de Algemene Onderwijsbond, de PO-Raad (primair onderwijs) en de Federatie Onderwijsbonden CMHF/MHP.
De tegenstanders wijzen er allemaal op dat er in het huidige beloningssysteem (zie kader) ook al mogelijkheden zitten voor prestatiebeloning en dat de voorstellen van het kabinet helemaal niet nodig zijn.
Het tweede bezwaar is politiek van aard. Naar aanleiding van de grote debacles in het onderwijs (onder andere basisvorming en tweede fase) heeft de Tweede Kamer de commissie-Dijsselbloem ingesteld. Die heeft geconcludeerd dat alle onderwijsvernieuwingen die van bovenaf –lees: door Den Haag– opgelegd zijn, geen kans van slagen hebben in het onderwijsveld. „Een vernieuwing zal alleen een kans van slagen hebben als er onder de professionals een grote mate van acceptatie is en als zij aansluit bij hun wens. Dat is in dezen niet het geval”, zo stelt voorzitter Kervezee van de PO-Raad over de prestatiebeloning.
Het derde argument dat de tegenstanders in stelling brengen zijn de ervaringen met prestatiebeloning in het buitenland. Recent onderzoek uit New York, bij 200 scholen en 12.000 leerkrachten, toont aan dat de resultaten op kleinere scholen gelijk blijven, en dat op grotere scholen de resultaten afnemen. Ook in Israël was het geen doorslaand succes.
Wetenschappelijk zijn er ook bezwaren tegen prestatiebeloning. In 2004 promoveerde prof. H. van Vijfeijken op het thema prestatiebeloning. Zijn onderzoek toonde aan dat die vaak juist het tegengestelde effect oplevert. Teams gaan er slechter door functioneren. Dat komt door het ontbreken van teamdoelen. Leerkrachten gaan elkaar als concurrenten zien.
Ook Beter Onderwijs Nederland (BON), een organisatie van professionals die kwaliteitsverbetering van het onderwijs nastreeft, protesteert al jaren tegen prestatiebeloning. Volgens BON is vooral het niveau van de docent bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs.
Staatssecretaris Zijlstra heeft dus heel wat uit te leggen in zijn actieplan.
Huidig beloningssysteem
De beloning van docenten hangt op dit moment vooral af van de lengte van het dienstverband. Diverse vormen van prestatiebeloning bestaan trouwens al lang: directeuren en bestuurders van een grotere school verdienen meer dan hun collega’s van een kleine. Bestuurders van instellingen voor hoger onderwijs onderhandelen over hun salaris.
Maar ook op het niveau van de leerkracht zijn er verschillen mogelijk. Basisscholen kunnen naast de zogenaamde LA-schalen ook LB-schalen realiseren voor hun leerkrachten. Ook in het voortgezet onderwijs kunnen schoolleiders een zekere differentiatie in salarissen toepassen. Zo verdienen veel zijinstromers een salaris dat is gebaseerd op hetgeen ze in hun vorige baan verdienden, al dan niet in het bedrijfsleven.