Streng zijn kan verkeerd uitpakken
Portugal vraagt om hulp. Maar hoe gaat het ondertussen met Griekenland? Dat ligt nu bijna een jaar aan het infuus van EU en IMF. Het risico dat het daar toch uitdraait op het afstempelen van de staatsschuld blijft volop aanwezig.
Twee weken geleden gaven de Europese regeringsleiders goedkeuring aan een omvangrijk pakket maatregelen om de crisis binnen de eurozone te bezweren en te vermijden dat nieuwe ontsporingen zich aandienen. Een hechtere coördinatie van het beleid, meer onderling toezicht en een permanente steunfaciliteit voor als het onverhoopt ergens misloopt, moeten bijdragen tot het saneren van de economieën en het herwinnen van het vertrouwen van de financiële markten.
Voorlopig zijn de problemen echter allerminst opgelost. Dat bleek deze week. Portugal accepteerde het onvermijdelijke. Woensdag besloten premier Socrates en zijn demissionaire ministersploeg tot wat iedereen zag aankomen: een beroep doen op het in mei 2010 opgerichte noodfonds.
De val van het kabinet, een gevolg van de afwijzing van bezuinigingsplannen door het parlement, had de positie van de zuidelijke lidstaat van de monetaire unie verder verzwakt. Ratingbureau Moody’s bevestigde dat enkele dagen terug door de kredietwaardigheid verder te verlagen, voor de tweede keer in drie weken. De rente op leningen met een termijn van vijf jaar klom tot boven de 10 procent, een niveau dat we vanuit het oogpunt van de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen in de toekomst als onhoudbaar mogen kwalificeren. Het geheel maakte het onafwendbaar het reddingsmechanisme in te schakelen, het Europees Financieel Stabiliteits Fonds (EFSF), zoals het officieel heet.
En dan Griekenland. Dat staat er met zijn economie en overheidshuishouding slechter voor dan Portugal, zo leren ons de cijfers. De politieke autoriteiten in Athene leggen de bevolking straffe bezuinigingen op. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk nu blijkt dat het begrotingstekort in 2010 onvoldoende is gedaald, volgens de media naar 10,6 in plaats van naar de aanvankelijk beoogde 8 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
Ondanks de ombuigingen dijt de staatsschuld almaar uit. Deze zal op z’n vroegst in 2013 stabiliseren, op een peil van naar verwachting, schrik niet, bijna 160 procent van het bbp. Het afbouwen ervan naar het in Europees verband afgesproken maximum van 60 procent, brengt daarna vele jaren lang een enorme financiële last mee.
EU en IMF zegden vorig jaar een kredietlijn toe van 110 miljard euro. Aan die operatie zijn strikte voorwaarden verbonden. Begrijpelijk, want wie er een rommeltje van maakt, dient stevig te worden aangepakt. Maar inmiddels klinkt de waarschuwing dat anderzijds een te streng regime ook verkeerd kan uitpakken. Heftig bezuinigen pleegt een aanslag op de economische groei. Het betrokken land verkeert inderdaad nog altijd in een recessie. Dat betekent minder belastingopbrengsten om de normale uitgaven en de rente- en aflossingsbetalingen te financieren.
De EU-regeringsaanvoerders onderkennen het gevaar. Zij besloten op een top in maart de Grieken wat meer lucht te geven. Zij kenden een verlaging van de rente op de noodleningen toe, van een vol procentpunt, en stemden in met een verdubbeling van de aflossingstermijn van die verstrekte tijdelijke steun.
Niettemin: de schuld drukt zwaar en de vraag luidt daarom of hij niet te groot is om ooit te worden terugbetaald, of niet op enig moment in de komende jaren toch de beslissing valt om de obligaties af te stempelen. Zo’n herstructurering van de verplichtingen zou betekenen dat beleggers, waaronder banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, een deel van hun vordering in rook zien opgaan.
Die stap vereist wel zekerheid dat de daardoor geraakte financiële bedrijven de verliezen kunnen dragen. Anders breekt binnen die sector een nieuwe crisis uit. Bij de Nederlandse banken is het aandeel van Griekse leningen in de portefeuilles relatief bescheiden. Cijfers die dateren van juli in het voorbije jaar houden het op 3 miljard euro.
Een andere optie is overigens dat de schulden worden overgenomen door het EFSF of straks, vanaf 2013, de opvolger daarvan, het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM). In dat geval draaien de overheden van de andere eurolanden en daarmee wij allemaal als belastingbetalers voor de rekening op.