Leen van Zomeren (17) vreselijk teleurgesteld in het leven
De scheiding van zijn ouders was voor Leen van Zomeren (17) de opmaat naar een periode van psychische problemen waardoor hij uiteindelijk in kliniek de fontein van Eleos terechtkwam. Op zijn zevende gingen zijn ouders uit elkaar.
Met zijn vader heeft Leen geen enkel contact meer. „Dat hakt erin, hoor. Als jongen heb ik zo hard een vader nodig. Iemand aan wie ik me kan spiegelen. Hij beloofde er te zijn voor ons gezin, maar heeft dat niet waargemaakt.”
Op de basisschool werd Leen jarenlang gepest. De pesterijen gingen in de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs gewoon door. „Ik was te lief, te zacht. Totdat de knop omging en ik erop sloeg. Ik was snel aangebrand, driftig en agressief. Op een gegeven moment had ik een baantje bij een transportbedrijf. Ik kon me niet meer concentreren, vergat dingen en ik werd slordig. Ik kreeg toenemend last van angst en onzekerheid. Het was vechten tegen mezelf. Steeds verder ging ik bergafwaarts. Ik probeerde enkele keren een einde aan mijn leven te maken. Dat was het punt waarop ik samen met mijn moeder hulp zocht.”
Niet dat Leen tot de periode van suïcidepogingen nooit hulp had gekregen. Sterker nog, vanaf zijn zevende zat hij voortdurend in hulpverleningstrajecten van jeugdzorg en psychiatrie. „Dat doet me veel verdriet. Gelukkig gaat het bij de fontein een stuk beter.”
Leen groeide op in een hervormd-gereformeerd milieu. Het geloof doet hem weinig meer. „Ik laat het even hangen. Helemaal loslaten wil ik het niet, want ik heb nog steeds het idee dat in het geloof de sleutel voor het geluk ligt. Voor de vorm doe ik nog wel mee, maar mijn hart is er niet bij. Ik ben vreselijk teleurgesteld in het leven. Over die gevoelens kan ik gelukkig goed praten met verpleegkundigen en therapeuten.”
Leen kijkt terug op een bewogen leven. Hoe geeft hij alles een plekje? „Dat is erg moeilijk. Ik had er niet meer kunnen zijn. Hoe heb ik het ooit zo ver kunnen laten komen? Ik wil begeleid gaan wonen als ik hier wegga. Thuis wonen zit er niet meer in. Daar liggen te veel herinneringen. Daarnaast wil ik de handel in. Ik heb nog drie vrienden die alles weten over mijn situatie. Met anderen is het contact verwaterd. Soms word ik aangekeken op een manier van: die spoort vast niet. Maar ik zeg altijd tegen mezelf en m’n groepsgenoten: „Het is niet stom dat je hier zit. Daarop moet je juist trots zijn. Er zijn figuren die niet geholpen wíllen worden. Zij springen uiteindelijk voor een trein. Wij zijn vrijwillig hier, omdat we beter willen worden.””
Dit is het zesde en laatste deel in een serie over de fontein, kliniek van Eleos in Bosch en Duin.