„Zwangerschap door incest groot taboe”
DEN BOSCH – Het taboe op zwangerschappen door incest is groot. De zwangerschap is vaak een geheim binnen een geheim.
Dat stelde manager Ellen Giepmans van de Stichting Ambulante Fiom gisteren naar aanleiding van het feit dat recent een 12-meisje uit Groningen is bevallen. De vader van het 12-jarige meisje is vrijwel zeker de verwekker van de baby. De man zit vast op verdenking van incest.
Uit onderzoek van Giepmans naar zwangerschap door incest blijkt dat het „geen uitzondering is” dat een vrouw of meisje vaker dan één keer zwanger is geraakt door incest.
Volgens Giepmans bleek „niemand” van de door haar ondervraagde misbruikte vrouwen „bang” te zijn voor een zwangerschap. „Ze stonden er niet bij stil. Veel vrouwen waren alleen maar bezig met het overleven van het geweld. Ook hadden sommigen geen (juiste) seksuele voorlichting gehad en dachten ze dat ze alleen zwanger konden worden als ze geslachtsgemeenschap hebben als ze ongesteld zijn of dat baby’s alleen uit liefde worden geboren.”
Siriz, voorheen VBOK geheten, krijgt jaarlijks van de ongeveer 2500 hulpvragen in een of twee gevallen te maken met zwangerschap door incest, meldde woordvoerster Mirjam Velthuis vanmorgen. In de afgelopen jaren had de organisatie enkele meisjes van 14 jaar in een opvanghuis.
Voor het 12-jarige meisje uit Groningen en voor andere jonge onbedoeld zwangeren staat de veiligheid voorop, benadrukt Velthuis. Daarnaast is het van belang dat een jeugdige zwangere wordt geholpen door instanties, maar dat ze ook van familie of bekenden steun krijgt, aldus de woordvoerster. „Zorg dat zo’n jonge vrouw iemand in haar omgeving heeft op wie ze kan terugvallen.”
Hulpverlening aan iemand die zwanger is door incest vergt voorzichtigheid, stelt Velthuis. „De grenzen van de jonge vrouw zijn ernstig overschreden. Voor een hulpverlener is het extra belangrijk om de grenzen van de vrouw aan te voelen en te respecteren. Bijvoorbeeld als het gaat om de vraag wanneer en in welke volgorde je de incest en de zwangerschap aan de orde stelt.”
De ouderlijke woning van het 12-jarige Groningse meisje dat onlangs is bevallen van een dochter, is gisteravond door een verhuisbedrijf leeggehaald. De politie en de gemeente hopen dat het pand daarmee geen doelwit meer is van vernielingen, zoals in de nacht van dinsdag op woensdag het geval was.
Minderjarige slachtoffers kunnen bij zedenmisdrijven worden verplicht celmateriaal af te staan voor DNA-onderzoek. Daarmee kan ook langere tijd na het misbruik vastgesteld worden of de verdachte een familielid van het slachtoffer is. Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) stuurde een wetswijziging die dat mogelijk maakt, gisteren naar de Tweede Kamer. Tot nu was ervan uitgegaan dat aan de hand van sperma dat was achtergebleven, aangetoond kan worden dat dader en slachtoffer van misbruik familie van elkaar zijn.
Daarbij was niet gedacht aan de mogelijkheid dat de zaak pas later aan het licht zou kunnen komen, bijvoorbeeld als het slachtoffer een kind heeft gekregen.
Een slachtoffer van seksueel misbruik zal vaak niet zelf de beslissing nemen om mee te werken aan het onderzoek. Wanneer een officier van justitie of rechter-commissaris de knoop doorhakt, is het slachtoffer verlost van deze druk en kan een verdachte het slachtoffer niet verwijten te hebben meegewerkt aan het onderzoek.