„Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?”

Met deze vraag geeft de stokbewaarder zijn grote onkunde te kennen. Hij weet niet wat te doen. Het is wel waar dat hij als heiden onmogelijk de weg der zaligheid kan weten. „Hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?” (Rom. 10:14).

Echter, iedereen die slechts verstandelijk over de weg gehoord heeft, is geestelijk blind. Wie behouden wil worden, moet leren dat de Heere Zelf zijn leermeester moet zijn. De stokbewaarder is ervan overtuigd dat zijn wereldse vrienden hem niet kunnen helpen. Daarom ziet hij van allen af en wendt hij zich rechtstreeks tot de gevangenen Paulus en Silas. Voor hen heeft hij grote hoogachting als leraars van de waarheid en als dienaars van de allerhoogste God. Daarom vraagt hij of zij hem, in zijn onkunde en radeloosheid, willen leren wat hij moet doen om van het eeuwig verderf bevrijd te worden en hoe hij tot de ware zaligheid kan komen.

Het is niet zomaar een vraag. De grootheid van zijn verlegenheid en de begeerte die hij had om behouden te worden, verlangden een goede raad. Vandaar deze ernstige vraag.

Jesajas Hillenius, predikant te Drachten (”Predikatiën”, 1750)