Poorthuis: Wees eerlijk in dialoog met andere godsdiensten
TILBURG – Wees eerlijk in de dialoog met andere godsdiensten, stelt prof. dr. Marcel Poorthuis. Schilder de ander niet negatief af, maar wees wel duidelijk over je eigen identiteit. „Je eigen christelijke positie is geen hinderpaal voor het begrijpen van de ander, maar uiteindelijk zelfs voorwaarde.”
Prof. Poorthuis hield woensdag zijn inaugurele oratie als hoogleraar theologie aan de Universiteit van Tilburg, met als titel ”Dialoog tussen de religies: Toekomst of verleden tijd?”
De tijd dat andere religies als vals of versteend (zoals wel gezegd werd van islam c.q. jodendom) werden beschouwd, is voorbij, aldus Poorthuis. „Het is een typische benadering uit het verleden. Maar het is een theologische vergissing wanneer je denkt dat je het christendom sterker maakt door de ander zo negatief mogelijk voor te stellen. Je eigen identiteit stel je niet vast op grond van een vergelijking, maar je roeping tot christen is zelf uniek. De eigen christelijke positie is dan ook geen hinderpaal voor het begrijpen van de ander, maar uiteindelijk zelfs voorwaarde.”
Er is ook een maatschappelijke reden voor de dialoog, stelt de hoogleraar. „Het hele debat over de islam is momenteel gekaapt van de theologie door politieke wetenschappers en sociologen, zoals Paul Scheffer. Mensen die van het christendom even weinig weten als van de islam. Het zijn juist de kerken die bij uitstek situaties kunnen deëscaleren omdat ze de ander kennen in de ontmoeting en nog begrijpen wat religie is.”
Poorthuis signaleert twee gevaren voor de dialoog: het postmodernisme en het fundamentalisme. In het eerste geval vindt er geen zelfbezinning op de eigen identiteit plaats omdat er geen omlijnde historisch gewortelde identiteit is en iedereen uit de religieuze en spirituele veelkleurigheid pakt wat hem past. „Die openheid is begrijpelijk als reactie op de intolerantie in het verleden, maar zij leidt niet tot erkenning van de ander en negeert ook de geschiedenis en historische gevoeligheden. Er is bijvoorbeeld geen verantwoordelijkheid voor wat er mis is gegaan in de religies, zoals ten aanzien van het antisemitisme. Het postmodernisme beschouwt alle religies als toe-eigenbaar, maar dat kan niet.”
Een ander gevaar is voor hem het fundamentalisme. Hij verwijst hierbij naar allerlei apocalyptische denkbeelden van Amerikaanse protestanten over de islam als de antichrist, de strijd tussen Gog en Magog. „Het postmodernisme en het fundamentalisme zijn antwoorden op dezelfde onzekerheid. Onze samenleving is geheel gefragmentariseerd geworden, religie raakt haar impact op de gelovigen kwijt. Het fundamentalisme ziet de ander als gevaarlijk, als vijand, en zelfs alle eigen gelovigen die niet hetzelfde vinden als jij. Bij het postmodernisme zie je een soort machteloosheid, bij het fundamentalisme een neiging tot geweld.”
Moet een theoloog in de dialoog niet tot de conclusie komen dat er onopgeefbare punten zijn die alles te maken hebben met de waarheidvraag?
„Je ontdekt in de dialoog diepgaande verschillen, die echter eerder een verrijking dan een bedreiging zijn. Neem bijvoorbeeld de persoon van Christus. Je kunt de verschillen op dit punt accepteren en laten staan. De theoloog heeft niet de taak de ander te overtuigen noch tot zijn eigen standpunt over te halen. Dat is een andere benadering dan zending, die mijns inziens te maken heeft met de groeiende onzekerheid. Maar dat belet niet dat de theologie geroepen is tot zelfbezinning. De uitdaging van de interreligieuze dialoog is het zoeken naar een nieuw model: waardering voor een andere religie kan groeien zonder dat je eigen religieuze overtuiging daardoor in het nauw komt.”
Poorthuis betreurt het dat de dialoog met het jodendom op een laag pitje is gekomen. Hij bepleit een „organische” benadering van de dialoog, waarbij de ervaringskennis van de dialoog met het jodendom benut kan worden voor die met de islam.
Verontrust toont Poorthuis zich ook over de toenemende secularisering van het publieke domein. Hij hekelt Paul Cliteurs pogingen om elke religie als gewelddadig af te schilderen en uit het publieke domein te weren. „Hij hanteert ongelooflijke clichés. Zijn lezing van de Bijbel is ook eendimensionaal en fundamentalistisch, maar dan om die af te wijzen. De scheiding van kerk en staat is juist ontstaan om elke religieuze uiting te beschermen tegen de bevoogding van de staat. Dat is wat anders dan dat religie onzichtbaar moet zijn. Wij zijn tegenwoordig zogenaamd zo tolerant geworden dat we geen enkele religie willen tolereren.”