Verzet tegen radicalisering van gelijkheidsdenken
Het gelijkheidsdenken is de afgelopen tien jaar geradicaliseerd. Wat zijn de oorzaken daarvan? Waar zal dat toe leiden? Is het tij nog te keren?
Toen Nederland in 1991 als eerste natie in de wereld het zogeheten homohuwelijk mogelijk maakte, was in politiek en samenleving nog een zeker respect voor degenen die openstelling van het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht afwezen. Vandaag de dag moeten burgers zich voor die afwijzing excuseren. Trouwambtenaren die gewetensbezwaren hebben tegen het sluiten van huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht, zijn uit de tijd en moeten zo snel als mogelijk het veld ruimen.
De radicalisering van het gelijkheidsdenken blijkt bijvoorbeeld ook uit de manier waarop wordt omgegaan met het vrouwenstandpunt van de SGP. Staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken –zelf lid van D66– zei zo’n tien jaar geleden dat de staatkundig gereformeerden ruimte zouden houden voor hun standpunt dat ze vrouwen niet op kieslijsten plaatsen. Maatregelen tegen politieke partijen, dat is iets voor „totalitaire regimes”, zo stelde ze.
Na een lang proces heeft de hoogste rechter van ons land, de Hoge Raad, vorig jaar april echter bepaald dat de staat maatregelen moet nemen opdat de SGP haar kieslijsten voor vrouwen openstelt.
Ook in het onderwijsbeleid liggen de voorbeelden dat gelijkheid steeds vaker voor vrijheid gaat, voor het oprapen. In de Tweede Kamer zijn initiatiefwetsvoorstellen ingediend om de uitzonderingspositie voor christelijke scholen om praktiserende homoseksuelen te weigeren, ongedaan te maken. Verder moeten christelijke scholen ook leerlingen en hun ouders toelaten als ze de grondslag respecteren. Onderschrijving mag niet meer worden gevraagd, zo staat in een ander initiatief.
Op dit moment maken de niet-christelijke fracties met deze initiatieven pas op de plaats omdat ze de christelijke partijen niet te veel voor het hoofd willen stoten. CDA en SGP zijn nodig voor het uitvoeren van het beleid van het kabinet-Rutte. Maar feitelijk zijn er voor deze ingrijpende initiatieven meerderheden in de Tweede Kamer.
De toenemende onverdraagzaamheid valt niet alleen christenen op. Oud-D66-Kamerlid Bakker stelde eind januari tijdens een congres van SGP-jongeren: „Mensen die hun gelijkheid gerealiseerd hebben, gingen een stap verder en willen dat hun idealen gemeengoed worden.” De democraat is het daar niet mee eens; hij is geen tegenstander van trouwambtenaren die gewetensbezwaren hebben tegen homohuwelijken en een SGP die vrouwen weert: „Ik ben voor vrijheid en dus tegen gewetensdwang en gewetensdrang”, zo verklaarde hij. Bij de huidige D66-fractie krijgt hij voor zijn standpunt niet de handen op elkaar, zo voegde hij eraan toe. Die zit de laatste jaren helemaal op de „gelijkheidstoer.”
Ook de Leidse conservatieve denker en rechtsfilosoof prof. dr. A. A. M. Kinneging constateert de afgelopen jaren „een versnelling” in het gelijkheidsdenken. Voor de oorzaak daarvan is het nodig een langer tijdsperspectief te nemen dan tien jaar, zo stelt hij. „De principes van vrijheid en gelijkheid stammen uit de verlichting en de Franse Revolutie, eind achttiende eeuw. Het zijn abstracte begrippen, waarvan de uitwerking langzamerhand verder voorschrijdt. De principes ontvouwen zich en komen met golven over de samenleving heen.”
Als voorbeeld noemt Kinneging het algemeen kiesrecht, dat begin 20e eeuw zijn beslag kreeg. „De verlichtingsfilosofen waren echt geen voorstander van kiesrecht voor iedere burger. Ook gezag van ouders, leerkrachten en overheid stond in de negentiende eeuw als een huis. Maar in het begin van de twintigste eeuw kwam dat algemeen kiesrecht er toch. In de jaren zestig van de vorige eeuw werden met een beroep op vrijheid en gelijkheid bijna alle gezagsrelaties ondermijnd.”
De consequenties van de gezagscrisis zijn desastreus, zo schetst de Leidse hoogleraar. „In de jaren vijftig van de vorige eeuw kon een leerkracht voor de klas vijftig leerlingen rustig laten werken, nu lukt dat vele onderwijsgevenden niet eens met twintig. In het gezin zijn papa en mama vriend en vriendin van de kinderen. Ook in het huwelijk staan voor velen vrijheid en gelijkheid voorop en de politie heeft ook geen gezag meer. Toen ik vroeger aan de hand van mijn moeder liep, trok ze mij opzij als we een volwassene tegenkwamen en we elkaar niet konden passeren. Als ik nu een groep kinderen tegenkom, moet ik me tegen de muur drukken.”
Iemand die ook nagedacht heeft over de oorzaken van de radicalisering van het gelijkheidsdenken, is SGP-fractievoorzitter Van der Staaij. Hij heeft de ontwikkeling van dichtbij meegemaakt. Tien jaar geleden voerde hij het woord tijdens de politieke discussies over het homohuwelijk. Het was een van zijn eerste grote debatten als Kamerlid.
Van der Staaij: „Volgens mij is een van de belangrijkste oorzaken dat de opvattingen over huwelijk, seksualiteit en voortplanting zijn losgemaakt van de christelijke traditie. De mens ziet zichzelf als autonoom en wil doen wat hij wil.”
Deze trend gaat gepaard met goed georganiseerde emancipatiebewegingen van bijvoorbeeld vrouwen en homoseksuelen. „Die nemen de nieuwe moraal in bescherming ten opzichte van de traditionele. En die nieuwe wordt ook nog eens als superieur gezien.”
Een belangrijke tweede oorzaak van de radicalisering is volgens de SGP-voorman een stuk frustratie bij babyboomers die willen afrekenen met de opvattingen van de kerk. „Vooral bij de behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling zag ik dat terugkeren. De christelijke moraal is toen buiten de orde geplaatst.”
De komst van buitenlanders en mensen met een islamitische achtergrond is volgens Van der Staaij een belangrijke oorzaak van de aanvallen die worden gedaan op het orthodox-christelijke onderwijs en op de SGP.
Het eenzijdig benadrukken van vrijheid en gelijkheid is desastreus voor de samenleving, waarschuwt Kinneging. Dat leidt tot een toename van geweld, „want waar gezag ontbreekt, blijft alleen geweld over.” Verder zal de vrijheid verder worden beknot. „Waar vrijheid en gelijkheid botsen, zal de moderne mens voor gelijkheid kiezen. Dat leidt op den duur tot een vorm van staatssocialisme. Het onderwijs zal daarvan de gevolgen gaan merken.”
SGP-voorman Van der Staaij wil niet ingaan op de vraag waar de radicalisering op den duur toe kan leiden. Liever kijkt hij naar mogelijkheden om de trend te keren. „Ik ben gedreven om het debat aan te gaan en opinies te beïnvloeden. Daarbij vind ik ook aansluiting bij niet-christenen. Er zijn bijvoorbeeld veel liberalen die niets moeten hebben van staatsinmenging op deze terreinen. De publieke ruimte hoeft geen eenheidsworst te zijn.”
Van der Staaij stelt zich fel te weer tegen de neiging van seculiere politici om in Nederland te komen tot een scherpe scheiding tussen kerk en staat, zoals in Frankrijk: „Het is historisch en juridisch nonsens om als consequentie van die opvatting niet alleen kerk en staat, maar ook geloof en politiek te scheiden. Dat is gewoon een opvatting en absoluut geen wezenskenmerk van een rechtsstaat.”
Verder zal Van der Staaij alle voorstellen steunen om de ‘aanbidding’ van het gelijkheidsbeginsel ongedaan te maken. „En als dat niet lukt, dan moet het –met inachtneming van de Nederlandse traditie– toch mogelijk zijn om praktische oplossingen te vinden voor mensen die niet met de modernisering meegaan?”
Kinneging is pessimistisch over de mogelijkheden het tij te keren. „Dat wordt heel moeilijk. Als je vrijheid en gelijkheid wilt begrenzen, ben je voor onvrijheid en ongelijkheid en dat wil niemand. Vrijheid en gelijkheid zijn de idolen, de afgoden van deze tijd. Als je daartegen ingaat, ben je een kwaad, slecht mens.”
Toch hoopt Kinneging dat mensen bereid zijn tot nadenken. „Het begint met een discussie over de fundamenten. We moeten ons bewust zijn van de afgoden die we aanbidden. Dat kan door te wijzen op de uiterste consequenties ervan. Als je geen grenzen hebt en liefde is het criterium –zo ligt het toch bij velen?–, heb je ook geen principieel verweer meer tegen polygamie. Als een man van vier vrouwen houdt en die vier vrouwen van die ene man, waarom is dan een huwelijk tussen hen verboden? En waarom zou een huwelijk tussen een vader en een volwassen dochter eigenlijk verboden moeten zijn? Een VVD-politicus pleitte zelfs eens serieus voor een huwelijk van een mens met een goudvis. Dat is natuurlijk absurd.”
De oplossingsrichting zit volgens de conservatieve denker in „herwaardering van prerevolutionaire waarden als morele goedheid en hiërarchie. Een mens moet niet in de eerste plaats vrij zijn, maar goed. Als hij goed is, dan is hij vrij.”
Hiërarchie is volgens Kinneging nodig om het gezag te herstellen. „Dat mensen gelijk zijn voor de wet, is uiteraard een belangrijk principe, maar minstens zo belangrijk is een herwaardering van het gezag. Zonder hiërarchie kunnen ouders, scholen en overheden niet functioneren. Als deze waarden weer brede erkenning krijgen in de samenleving, is er hoop.”