Waarom slijten dure kinderschoenen zo snel?
Schaft u kinderschoenen aan bij een schoenenwinkel of juist bij een van de grote ketens? De redactie Economie & Consument is benieuwd naar uw ervaringen. Mail uw reactie voor 9 april naar consument@refdag.nl .
Voet-, knie- en rugklachten. En dat allemaal door verkeerde kinderschoenen. Dát wil je je kroost natuurlijk niet aandoen. Dus ga je op zoek naar de aller-, allerbeste kinderschoen. Maar waarom slijten die peperdure stappers zo snel?
Apetrots liepen onze dochters tijdens een bruiloft, nu ruim vijf jaar geleden, rond. Een paar zuurstokroze suède schoentjes maakte hun gloednieuwe outfit af. De dag was één groot feest. Maar het diner duurde voor de meisjes van twee en drie wat lang. Dus kropen ze met een autootje rond over de vloer. Een vertederend beeld. Totdat ze weer op hun voeten stonden. De vloertegels hadden de vrolijke roze neuzen veranderd in een muisgrijze gladde aandachtstrekker.
Enkele dagen later trok ik de stoute schoenen aan en ging terug naar de winkel van aankoop. Ik legde mijn bevindingen voor: is het gebruikelijk dat een paar kinderschoenen er na één kruipbeurt uitziet alsof er een voetreis naar Rome mee is afgelegd?
„Tja”, zei de verkoopster en ze haalde haar schouders op bij zo veel onkunde van een moeder. „Dat kan dit materiaal gewoon niet hebben. Maar ik heb nog wel een stick die de kale plekken wat bij kan werken. Die mag u wel meenemen.” En met een genereus gebaar overhandigde ze een flacon schoenpoetsmiddel waaruit inderdaad knalroze vloeistof kwam. Helaas liet-ie geen suède aangroeien. Weg 180 euro. Nou ja, weg? Het goede voetbed bleef natuurlijk wel in de schoenen liggen.
Dat was les één in het schoenen kopen. Zodra de lente of de herfst aanbreekt en de verkoopster in de winkel mij hoopvol aankijkt: „Ziet u wat leuks?”, roep ik direct: „Iets met een stootneus!”
En dat blijkt knap lastig te zijn. Hoeveel moeders of mensen die praktisch na kunnen denken, zouden er eigenlijk werken op de ontwerpafdeling van al die dure schoenenfabrieken? Acht op de tien schoenen hebben geen zool die een stukje doorloopt op de neus. Maar al is de stapper bedekt met honderd lieve hartjes of duizend schattige bloemetjes en al zanikt dochterlief dat dat het enige exemplaar is dat ze mooi vindt, daar trapt deze moeder niet meer in. Geen schoen zonder fatsoenlijke neus. Punt uit.
Maar er blijkt meer schoenleed te zijn. Halverwege het seizoen houdt de rits van het laarsje van dochter nummer drie ermee op. Rits twee gaat alleen nog dicht na het nodige duw- en trekwerk. Nieuwe ritsen in laten zetten? Dat kost een vermogen, en dat voor laarzen die al flink aan het aftakelen zijn. Dan toch maar weer nieuwe kopen in de opruiming die net begon.
Vermoedelijk hebben schoenenfabrieken overigens aandelen in hakken. Want onderkanten van schoeisel blijken kapot te kunnen. Sterker nog. Eigenlijk gebeurt dat altijd ruim voor de datum waarop ik ze wil afschrijven. Vorig jaar had dochter nummer twee een paar zomerschoenen waar de zolen half augustus finaal van waren verdwenen. Dat was overigens niet voor het eerst. Een ander jaar was ik ook al eens naar de winkel terug geweest met hetzelfde probleem. Toen had de schoenenzaak er (kosteloos) hakjes door de schoenmaker op laten zetten. Niets te klagen over de service dus. Maar om nu weer met hetzelfde probleem binnen te stappen? Mogelijk ben ik de enige moeder van dochters met schoenzolen die even snel verdwijnen als ijs in de Sahara.
Dus liep ik in de uitverkoop in een naburig dorp bij de concurrent binnen. De verkoper verslikte zich en kreeg ogen als schoteltjes toen hij de zolen bekeek. „Mevrouw, daar moet u mee terug. Schoenen mogen niet op deze manier kapotgaan. Bij ons zou u direct nieuwe krijgen.”
Terug naar winkel A. Daar denkt de verkoopster er duidelijk anders over. Schoenen slijten nu eenmaal, zegt ze schouderophalend. Omdat ik geen zin heb in discussie ga ik met een paar Birkenstocks naar huis. De voordeligste optie. Maar chic zijn die slippers natuurlijk niet. Dus op zondag gaan de ‘nette’ schoenen aan, in de hoop dat dochterlief in de kerk en op zondagsschool met beide benen op de grond blijft staan (of zitten).
Inmiddels loopt de winter op z’n laatste benen. En opnieuw is het raak. Ditmaal is onze oudste dochter het slachtoffer. In de zolen van haar winterlaarzen bevinden zich drie gaten die regenwater uitnodigen binnen te stromen.
Hoog tijd voor nieuwe zomerschoenen. Tijdens het passen kan ik het niet laten om een balletje op te gooien bij de verkoopster. „Die laarzen zien er nog keurig uit”, antwoordt ze bewonderend. „Jammer van de zolen. Daar had u tijdig even nieuwe hakjes op moeten laten zetten. Bij sommige mensen slijten die nu eenmaal snel.”
Om dat te bewijzen, tilt ze haar kekke lichtgrijze laarzen op. „Bij mijn collega zijn ze nog als nieuw. Ik moet er binnenkort even mee naar de schoenmaker.”
Het kwartje valt. Het probleem zit hem dus toch echt niet in de winstmarge van de schoenenfabrieken, maar in mijn dochters. Ik zal ermee moeten leren leven. Of een cursus schoenlappen moeten volgen. Of naar een goedkope keten gaan en voor hetzelfde geld drie paar schoenen per dochter in één seizoen aanschaffen.
Schaft u kinderschoenen aan bij een schoenenwinkel of juist bij een van de grote ketens? De redactie Economie & Consument is benieuwd naar uw ervaringen. Mail uw reactie voor 9 april naar consument@refdag.nl