Kerk & religie

„Abbas kan rustig gaan afwachten”

DEN HAAG – Ernstige zorgen maakt hij zich over de op handen lijkende, „eenzijdige” erkenning van een Palestijnse staat door de Verenigde Naties. „In feite”, zegt de Israëlische ambassadeur Harry Kney-Tal, „kan Abbas de komende maanden met zijn armen over elkaar gaan zitten en de ontwikkelingen afwachten.”

A. de Heer
30 March 2011 12:02Gewijzigd op 14 November 2020 14:18
Kney-Tal.  Foto RD, Anton Dommerholt
Kney-Tal. Foto RD, Anton Dommerholt

De kans dat de Verenigde Naties tijdens hun Algemene Vergadering in september zullen instemmen met een resolutie die de volkenrechtelijke basis moet gaan vormen voor de oprichting van een Palestijnse staat, is niet denkbeeldig. „Internationaal is er veel meer begrip voor het Palestijnse streven naar een eigen staat dan voor de reserves van Israël daartegen”, constateerde Kney-Tal gistermiddag tijdens een perslunch op de Israëlische ambassade in Den Haag.

Met een zekere regelmaat belegt de ambassade, gehuisvest aan het Buitenhof, meetings met journalisten om hen wat „bij te praten” over ontwikkelingen in Israël en het Midden-Oosten als geheel. En de laatste maanden gebéúrt er nogal wat. „Eind vorig jaar hadden we in Jeruzalem een bijeenkomst van ambassadeurs. Niemand van ons had ook maar kunnen vermoeden wat er al snel daarna in Egypte en vervolgens in andere landen –Lybië, Syrië– zou plaatsvinden.”

Welke kant het verder zal opgaan, weet niemand, zegt hij. „Maar het is niet om het even wat er, bijvoorbeeld, in Egypte gaat gebeuren. Egypte en Israël kennen tot nu toe een aantal overeenkomsten. Maar wat gebeurt er straks, als de nieuwe president aan de macht komt? Welk buitenlandbeleid zal Egypte dan gaan voeren?”

Offensief

Met zorg slaat Kney-Tal de ontwikkelingen gade die plaatsvinden waar het gaat om de (mogelijke) erkenning van een Palestijnse staat door de VN. Nee, dat was niet de aanleiding tot deze persbijeenkomst, zegt hij desgevraagd. Juist gistermorgen berichtte de Israëlische krant Ha’aretz dat het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken ambassades in ruim dertig landen had opgedragen een diplomatiek offensief te beginnen om een dergelijke internationale erkenning te voorkomen. „Wij hebben dit verzoek niet gekregen”, aldus de ambassadeur. Om eraan toe te voegen: „In Nederland is dat niet nodig.”

Nederland krijgt deze middag meermalen lof toegezwaaid. „De regeringen die ik sinds ik hier ben –in 2005– heb meegemaakt, waren goede regeringen, die in elk geval begrip hadden voor de Israëlische dilemma’s. Natuurlijk hoor ik ook andere geluiden, vanuit de oppositiepartijen onder andere. Maar ik heb me altijd gelukkig geprezen dat ik híér ambassadeur ben, en niet in Stockholm, of Oslo.”

Internationaal kan de Palestijnse zaak op meer en meer steun rekenen, stelt Kney-Tal –die dit najaar overigens afscheid neemt van Nederland– vast. „Het verhaal van de Palestijnen is vandaag de dag een aantrekkelijk verhaal. En: het wordt helemaal geplaatst binnen het frame van de mensenrechten. Maar er is hier veel meer aan de hand.”

Tweede Gazavloot

En het imago van Israël zal er waarschijnlijk niet beter op worden. „In de tweede helft van mei, om maar iets te noemen, vertrekt er weer een vloot naar Gaza, acht tot vijftien schepen, waaronder één uit Nederland. Wat zal dat weer voor gevolgen hebben?”

Eigenlijk hóéft de Palestijnse leider Abbas niet eens meer terug naar de onderhandelingstafel met Israël, zegt hij. „Tot september kan hij, bij wijze van spreken, met de armen over elkaar gaan zitten. Want de internationale politiek, de VN, lijkt ook eenzijdig, zonder overleg met Israël, tot erkenning van een Palestijnse staat te kunnen komen.”

De gevolgen daarvan zullen echter desastreus zijn, verwacht Kney-Tal. „Hét probleem van een tweestatenoplossing zal blijven dat de Palestijnen Israël nooit als staat zullen erkennen.”

Optimistisch

Toch toont de Israëlische ambassadeur zich uiteindelijk optimistisch. Bestaat Israël over vijftig jaar nog? „Ja. Ik ben optimistisch. Als we kijken naar de gebeurtenissen op dit moment, lijkt het er zeker niet op. Maar ik heb kinderen en kleinkinderen. En als ik dan wel eens wat somber ben, zeggen ze: Kijk naar ons – wij zijn er toch ook?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer