Verzoening nodig na deukje in relatie
DEN HAAG – Een goed huwelijk kan een stootje hebben. Spanningen in een broze relatie daarentegen kunnen nare gevolgen hebben. Dat geldt ook voor het politieke bedrijf.
Bij het aantreden van zijn minderheidskabinet in oktober vorig jaar reikte premier Rutte de oppositie nadrukkelijk de hand. Hij beloofde samenwerking te zoeken met alle fracties. Zijn ministersploeg had hij speciaal samengesteld uit mensen die „de Kamer met een open mind tegemoet zullen treden.”
Vooral op het terrein van het buitenlands beleid zou coöperatie met de oppositie uit de verf moeten komen. Daarover is immers vrijwel niets geregeld in het regeerakkoord.
Tot nu toe blijkt de relatie tussen het kabinet-Rutte en de oppositie op het punt van buitenlands beleid echter broos. De besluitvorming over de missie naar het Afghaanse Kunduz bijvoorbeeld verliep moeizaam.
Minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) botste al een paar keer met de Kamer. Hillen (Defensie) had het bij de oppositie vrijwel helemaal verbruid.
Hij greep het debat van gisteravond over de mislukte evacuatiepoging uit Libië aan om zijn blazoen weer wat op te poetsen. Door royaal met spijtbetuigingen te strooien, wist hij de oppositie weer enigszins te paaien. Een motie van wantrouwen kon hij daarmee voorkomen.
Rosenthal stelde de Kamer tevreden door ruiterlijk toe te geven dat er een afwegingsfout was gemaakt bij de evacuatie.
De relatie tussen Rutte en de oppositie liep echter wel een deukje op. Tot vlak voor het einde van het debat ging het goed. Rutte roemde de goede sfeer waarin het debat verliep en stond de oppositie glimlachend en breed gebarend te woord.
Maar toen PvdA-Kamerlid Timmermans een motie aankondigde waarin staat dat de operatie niet had moeten worden uitgevoerd op de nu gekozen manier, brak er iets bij Rutte.
Vermoeid, verbeten en geïrriteerd voegde de premier de PvdA’er hem daarop toe dat hij dat dan vooral maar moest doen. Hij op zijn beurt zou het besluit blijven verdedigen.
De ingediende motie kreeg steun van PvdA, SP, D66, GroenLinks en PvdD. Geen Kamermeerderheid, maar het akkevietje kan toch vervelend uitpakken voor Rutte.
PvdA en SP tonen weinig belangstelling voor samenwerking met het kabinet, de PvdD kan Rutte nog negeren, maar D66 en GroenLinks moet hij niet te veel tegen zich in het harnas jagen.
Voor de missie naar Kunduz –die nog moet beginnen– is het kabinet afhankelijk van hun steun. Een ook bij de voorziene bezuinigingen op de krijgsmacht kan hij hun bijstand goed gebruiken.
Na afloop van het debat had Rutte zijn optimisme hervonden. „Ik maak me geen zorgen over samenwerking met de oppositie”, zei hij. „Ik heb vertrouwen in de toekomst.”
De vrijgezelle premier weet namelijk heel goed dat elke relatie gebaat is bij een goede balans tussen geven en nemen. De oppositie heeft hem op haar beurt ook weer nodig. Werkt ze niet met het kabinet samen, dan krijgt ze weinig voor elkaar.
Om te komen tot een vruchtbare samenwerking, rest beide partijen weinig anders dan zich met elkaar te verzoenen en de handen weer ineen te slaan.