Geen willekeur in de kerk
De gemeente is „niet een menselijke instelling die je naar eigen goeddunken mag inrichten, maar het huis van God waarin Hij het alleen voor het zeggen heeft.” En: „In Gods heilig huishouden bepaalt God alleen de huisorde.”
Met deze zinnen geeft ds. F. van Deursen kernachtig de bedoeling van Paulus’ eerste brief aan Timotheüs weer. Ds. Van Deursen (1931) is Nederlands gereformeerd emeritus predikant en heeft in de reeks ”De Voorzeide Leer” diverse Bijbelstudies gepubliceerd. Zijn ”1 Timoteüs. Zo hoort het in Gods huis” vormt een integrale vers-voor-versuitleg en is bedoeld voor de „doorsneekerkganger en Bijbelliefhebber.” De lezer hoeft geen kennis van het Grieks te hebben om het boek te kunnen lezen. De ondertitel is gekozen naar aanleiding van 1 Tim. 3:15. Daar schrijft de apostel dat Timotheüs, dankzij Paulus’ instructies, zal weten hoe een en ander „in het huis Gods” moet worden geregeld.
Een kenmerk van Van Deursens boek is dat hij voortdurend Paulus’ instructies actuele toepassingen geeft. Zo stelt hij naar aanleiding van 1 Tim. 2:11-12 nadrukkelijk dat vandaag vrouwen geen predikant en evenmin ouderling mogen zijn. Met een beroep op Calvijn pleit hij overigens wel voor de aanstelling van vrouwelijke diakenen en voor de terugkeer van de diacones. Hetzelfde geldt voor de gemeenteweduwe. „In onze tijd lijkt 1 Timoteüs 5:9v een vergeten Schriftgedeelte.” Ook komen de huidige vergrijzing in het Westen en de ouderenzorg langs. Bepaalde „TV-dominees” en moderne dwaalleraars zijn voorbeelden van „vermenging van godsdienst en geldzucht” (n.a.v. 1 Tim. 6:3-5). Aldus Van Deursen.
Door de vele actuele toepassingen toont de auteur respect voor de heilige Schriften: die zijn (uiteraard!) ook anno 2011 gezaghebbend. Deze toepassingen lijken voor Van Deursen soms belangrijker te zijn dan de historische context waarin Paulus’ brief is geschreven. Dit blijkt ook uit het feit dat de inleiding erg (te) kort is. Van Deursen: „Voor het verstaan van de brief is het echter niet nodig precies te weten wanneer Paulus hem geschreven heeft.” Een dergelijke methode is exegetisch onjuist, hoezeer deze ook is te begrijpen vanuit Van Deursens terechte protest tegen de vermeende tijdgebondenheid van de Schrift.
Deze onjuistheid wreekt zich onder andere ten aanzien van zijn datering van de gnostiek. Want het is zeer de vraag of Paulus’ opponenten kunnen worden geïdentificeerd met aanhangers van de gnostische stroming, zoals we die pas uit de tweede eeuw na Chr. kennen.
Van Deursen bedoelde een „Bijbelstudie” te schrijven. Een diepgravende exegese moet men inderdaad niet verwachten: het boek is geen Bijbelcommentaar. Deze studie heeft het karakter van een Bijbellezing met actuele en soms behoorlijk uitdagende toepassingen. Hoewel de studie van de bekende Britse theoloog John Stott (”The Message of 1 Timothy & Titus”) van een heel ander kaliber is, valt het op dat Van Deursen vaak de stijl van Stott overneemt, tot en met diverse toepassingen en zelfs een anekdote toe. Des te opvallender is het dat de auteur nergens naar de Nederlandstalige CNT-serie verwijst.
Deze Bijbelstudie is heel toegankelijk, hier en daar wel wat ‘prekerig’, met soms opvallend forse uitspraken over latere „kerkpolitiek en kerkleiders.” Deze studie kan worden gebruikt als dagboek of als leidraad voor Bijbelkringen. Het toevoegen van gespreksvragen zou de bruikbaarheid ervan hebben vergroot (hoewel zoiets wellicht niet past in deze serie). Verwijzingen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus zullen snel herkenning geven bij lezers uit de gereformeerde traditie.
Bestudering van deze brief van Paulus aan de hand van Van Deursens Bijbelstudie stimuleert in ieder geval een verdere doordenking van de ambtsleer. Opdat alles in Gods huis niet volgens willekeur maar volgens Gods instructies zal worden ingericht.
”1 Timoteüs. Zo hoort het in Gods huis”, door F. van Deursen; uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 5881 435 7; 216 blz.; € 16,50.