Halvering niet-westerse immigratie mogelijk, maar niet blijvend
Het is niet onmogelijk dat –zoals Wilders wil– de immigratie van niet-westerse allochtonen de komende jaren halveert, stelt drs. J. A. A. de Beer. Zo’n daling is echter nooit geheel het gevolg van overheidsbeleid, en waarschijnlijk ook niet blijvend.
De immigratie van niet-westerse allochtonen vertoont van jaar op jaar sterke fluctuaties. Zo kwamen in 2001 67.000 niet-westerse allochtonen naar Nederland, in 2005 was dit aantal bijna gehalveerd tot 36.000. Daarna nam de immigratie weer fors toe, tot 56.000 in 2009. Een belangrijke oorzaak van de veranderingen zijn de grote schommelingen in het aantal asielzoekers. Een andere oorzaak zijn veranderingen in de gezinsvormende migratie (voornamelijk huwelijksmigratie).
De fluctuaties kunnen voor een deel aan beleid van de overheid worden toegeschreven. Nadat in 2001 de nieuwe Vreemdelingenwet van kracht werd, daalde het aantal asielzoekers bijvoorbeeld sterk. Na 2005 nam het aantal asielzoekers echter weer toe, doordat asielzoekers uit Centraal-Irak en uit Centraal- en Zuid-Somalië automatisch een tijdelijke verblijfsvergunning kregen. De regels voor huwelijksmigratie zijn in 2004 aangescherpt. Daarna daalde de niet-westerse gezinsmigratie, van 27.000 in 2003 naar 15.000 in 2007, een daling met 42 procent.
Echter, niet alle veranderingen in de immigratie kunnen aan beleid worden toegeschreven. De economische conjunctuur heeft ook invloed. Als de werkloosheid in Nederland toeneemt, daalt de immigratie, om daarna weer te stijgen wanneer de werkloosheid daalt. De sterke daling van de immigratie na 2000 is dus niet alleen een gevolg van de Vreemdelingenwet in 2001, maar kan voor een deel worden verklaard door de economische teruggang.
Naast het migratiebeleid en de economie spelen ook nog andere factoren een rol. Veranderingen in het aantal asielzoekers hangen bijvoorbeeld samen met de omvang en aard van crisissituaties in andere landen. Verder kan de keuze van het land waar vluchtelingen een asielverzoek indienen mede afhangen van de aanwezigheid van eerdere asielzoekers uit het desbetreffende land en de strengheid van het beleid in verschillende Europese landen.
Een andere factor die de ontwikkeling van de immigratie bepaalt, is de partnerkeuze van in Nederland wonende allochtonen. Een steeds groter deel van de tweede generatie Turken en Marokkanen kiest een al in Nederland wonende Turkse of Marokkaanse allochtoon als partner.
Nog een factor die een rol kan spelen, maar waarvan het effect op de immigratie moeilijk is aan te tonen, is het sociale en politieke klimaat in Nederland ten opzichte van allochtonen. Dit klimaat wordt weerspiegeld in de strengheid van het immigratie- en integratiebeleid.
Het aantal niet-westerse studenten dat naar Nederland komt, neemt structureel toe, van minder dan 1000 in 1995 tot 9000 in 2009. Ook de arbeidsmigratie uit niet-westerse landen is toegenomen. De laatste jaren is het aantal niet-westerse arbeids- en studiemigranten zelfs beduidend hoger dan het aantal asielmigranten. In 2009 werden 15.000 niet-westerse arbeids- en studiemigranten geteld tegen 10.000 asielzoekers.
Gezien de vergrijzing in Nederland valt te verwachten dat de omvang van de arbeids- en studiemigratie hoog zal blijven. Een mogelijke daling van de asiel- en gezinsmigratie zal dus op zijn minst voor een deel worden gecompenseerd door een stijging van het aantal niet-westerse arbeids- en studiemigranten.
De ontwikkelingen in de immigratie in de afgelopen tien jaar laten zien dat een halvering van de immigratie van de groep niet-westerse allochtonen als geheel niet onmogelijk is. In de periode 2001-2005 daalde de immigratie van niet-westerse allochtonen bijvoorbeeld met 47 procent. Ook een daling van het aantal asielzoekers met een kwart is denkbaar. Tussen 2001 en 2004 daalde het aantal asielzoekers zelfs met 90 procent. Een forse daling van de gezinsmigratie, die tussen 2003 en 2008 halveerde, is evenmin uitgesloten.
Bij deze getallen horen echter wel enkele kanttekeningen. Allereerst is het aantal asielzoekers weliswaar de laatste jaren weer toegenomen, maar de aantallen liggen wel veel lager dan rond 2000. Een sterke daling zal nu dus een veel beperkter effect hebben op de totale omvang van de immigratie van niet-westerse allochtonen.
In de tweede plaats, zelfs als het aantal niet-westerse immigranten de komende jaren inderdaad zou halveren, is dit niet zonder meer toe te schrijven aan het strengere overheidsbeleid. Economische neergang kan het effect van strenger beleid versterken. Daar staat tegenover dat economische groei strenger beleid juist kan tegenwerken.
Ten slotte, of de oorzaak nu een strenger beleid of economische teruggang is, een daling van de immigratie hoeft niet blijvend te zijn. Na een daling volgt steevast weer een stijging.
De auteur is verbonden aan het Nederlands Demografisch Instituut (NIDI). Deze bijdrage is een samenvatting van een artikel in Demos, bulletin over bevolking en samenleving, februari/maart 2011.