Melissen: Diplomaten kunnen lastige zaken oplossen
De tijd van „diplomatie als rustiek tijdverdrijf is voorbij”, zei de kersverse ministers van Buitenlandse Zaken, Rosenthal, eind vorig jaar. De onderhandelingen over de vrijlating van drie Nederlandse militairen uit Libië begin deze maand tonen aan hoe spannend diplomatie kan zijn.
In een wereld „waar onversaagde concurrentie voortdurend plaatsheeft, waar flitskapitaal rondgaat, waar nieuwe communicatiemiddelen worden gehanteerd en waar sommige landen hun diplomatie op een totaal nieuwe leest schoeien”, is het noodzakelijk „buitengewoon scherp te zijn.” Aldus Rosenthal in het debat over zijn begroting, vier maanden geleden. „Wij moeten ook bij de tijd zijn.”
Rosenthal gaat, met het regeerakkoord in zijn binnenzak, de Nederlandse diplomatie opschudden. In dat regeerakkoord staat dat economische diplomatie „een zwaardere component” wordt in het werk van ambassades en consulaten. Het postennetwerk –met ruim 150 ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen bij internationale organisaties, plus nog eens 360 honoraire consulaten– gaat op de schop.
Er moet een kleiner, goedkoper en flexibelere netwerk komen, gebruikmakend van verdere samenwerking met andere EU-landen. De Europese diplomatieke dienst (EDEO) krijgt een belangrijker rol op het punt van consulaire zaken –praktische hulp aan burgers in bijvoorbeeld noodsituaties– en visa.
De minister meldt de Kamer volgende maand hoe hij op het postennetwerk 55 miljoen euro gaat bezuinigen. Bij het debat over zijn begroting in december lichtte Rosenthal al een tipje van de sluier op: tien ambassades, in onder meer Eritrea, Kameroen, Uruguay en Ecuador, gaan dicht. In Europa komen minder Nederlandse vertegenwoordigingen. In landen als Panama en China komen nieuwe posten.
Jan Melissen, hoofd van het Diplomatic Studies Programme bij Clingendael, kan zich de plannen van Rosenthal best voorstellen. „Het is niet nodig dat wij in alle Europese landen een eigen ambassade hebben. En de machtsverhoudingen in de wereld verschuiven ten gunste van Aziatische landen. Er is ook behoefte aan een ander type posten, die meer gericht zijn op economische relaties.”
Diplomatie is al een oud verschijnsel, stelt Melissen, ook hoogleraar diplomatie aan de universiteit van Antwerpen. Al in 2500 voor Christus onderhielden vrij ver van elkaar gelegen vorstendommen contacten met elkaar. De eerste ambassades ontstonden in de tijd van de renaissance.
Diplomatie heeft betrekking op relaties tussen groepen mensen, legt Melissen uit. Dat hoeven niet per se staten te zijn, al zijn die natuurlijk het belangrijkst. Internetencyclopedie Wikipedia definieert diplomatie als „de kunst en kunde van het voeren van overleg tussen twee groepen, om daarmee een bepaald doel te bereiken.” Tussen die groepen bestaan duidelijke verschillen. „Diplomatie is ervoor om de tegenstellingen die uit verschillen voortkomen, te overbruggen.”
Als instrument van buitenlandse politiek kan diplomatie bijvoorbeeld worden ingezet om handelsoverleg te voeren en om te onderhandelen over oorlog en vrede, stelt Melissen. Diplomaten werken veelal achter de schermen. De megafoon hanteren ze zelden. Voorspelbaarheid en vertrouwelijkheid zijn belangrijke kenmerken. Aan dat laatste hebben recente onthullingen via WikiLeaks grote afbreuk gedaan.
Markante diplomaten zijn er volgens Melissen genoeg, maar het hoort bij deze beroepsgroep dat ze meestal achter de schermen opereren. Bij hun politieke baas, de minister van Buitenlandse Zaken, ligt dat heel anders.
Oud-diplomaat minister Bot slaagde er in 2006 in om na maanden van stille diplomatie twee Nederlandse kinderen, Sara en Ammar, vrij te krijgen uit de Nederlandse ambassade in Syrië.
Dat voorbeeld toont meteen de veranderingen in de moderne diplomatie aan. „Meer nadruk komt te liggen op diplomatie in dienst van onze welvaart en het opkomen voor de belangen van onze burgers in een mondialiserende wereld”, aldus Melissen. „Met diplomatie kun je de meest uiteenlopende lastige zaken in het internationale verkeer oplossen.”
Zoals bijvoorbeeld de kwestie van de drie marinemensen en de Nederlandse ingenieur die begin deze maand in Libische gevangenschap verkeerden. Bepaalde geen rustiek tijdverdrijf dus.
Diplomaten in de Bijbel
Diplomaten zijn van alle tijden. In de Bijbel komen ze ook voor. Jakob bijvoorbeeld zendt boden voor zich uit naar zijn broer Ezau, om genade te vinden in zijn ogen (Genesis 32). Later gaan de inwoners van Gibeon Jozua tegemoet „en veinsden zich gezanten te zijn”, in een poging een verbond met hem te sluiten.
Reisden genoemde diplomaten nog slechts korte afstanden, enkele eeuwen later onderhouden koninkrijken op grote afstand contact met elkaar via boden.
In Jesaja 18 refereert de profeet aan het land aan de zijde der rivieren van Morenland, „dat gezanten zendt over de zee, en in schepen van biezen op de wateren.” In hoofdstuk 57 van hetzelfde Bijbelboek staat: „en gij zendt uw gezanten verre weg.”
Krijgsoverste Rabsaké van de koning van Assyrië (2 Koningen 19) stuurt boden naar koning Hizkia en geeft hun de boodschap mee dat ze de koning moeten vertellen wat zijn heer heeft gedaan „aan alle landen, die verbannende.” Ze krijgen ook brieven mee die ze aan Hizkia moeten overhandigen.
Later ontvangt dezelfde koning gezanten die de vorsten van Babel naar hem hebben gezonden „om te vragen naar dat wonderteken, dat in het land geschied was” (2 Kronieken 32).
Koning Salomo, die met tal van omliggende landen relaties onderhield, zegt in zijn Spreukenboek dat een „goddeloze bode in het kwaad zal vallen; maar een trouw gezant is medicijn.” In een ander hoofdstuk noemt hij zo’n trouwe gezant „voor degenen die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.”
Ook in het Nieuwe Testament komen gezanten voor. De evangelist Johannes schrijft bijvoorbeeld dat een gezant niet meerder is dan degene die hem gezonden heeft. In de gelijkenis over de 10 ponden (Lukas 19) sturen burgers hun koning boden na, die tegen hem moeten zeggen dat ze hem niet als vorst accepteren.
Paulus ten slotte vergelijkt zichzelf in de tweede brief aan de gemeente van Korinthe met een diplomaat in dienst van de hoogste Koning: „Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.”
Kronenburg en de kwestie Libië
Bij een evacuatiepoging uit Libië vielen op zondag 27 februari drie Nederlandse militairen in handen van Libiërs. Direct na het bekend worden van dat nieuws is een ambtelijk crisisteam geformeerd, schreven de ministers Rosenthal (Buitenlandse Zaken) en Hillen (Defensie) maandag aan de Tweede Kamer.
Voorzitter van dat gezelschap was de secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Ed Kronenburg. Hij kreeg die taak omdat hij de hoogste ambtenaar van het ministerie was. Uit zijn aanstelling bleek dat het kabinet de gevangenschap van de Nederlanders uiterst serieus nam en hun vrijlating tot topprioriteit verklaarde.
De keuze voor Kronenburg was ook ingegeven door het feit dat hij relatief veel ervaring met Libië had opgedaan tijdens de afwikkeling van de vliegramp bij de Libische hoofdstad Tripoli in mei vorig jaar, waarbij tientallen Nederlanders omkwamen. Aan die zaak had hij goede contacten met de Libiërs overgehouden.
Kronenburg zocht op 27 februari ’s avonds direct contact met Libië en legde zijn gesprekspartners uit onder welke omstandigheden de evacuatiepoging was uitgevoerd en waarom er geen toestemming was gevraagd om met een marinehelikopter het Libische luchtruim binnen te gaan. De dag erop voerde zijn crisisteam een telefoongesprek, in het Engels, met een van de bemanningsleden van de helikopter.
Kronenburg onderhield steeds contact met de Libische autoriteiten over de gevangengenomen Nederlanders. Op zondag 6 maart vertrok hij naar Malta, teneinde maandagochtend 7 maart vroeg in Tripoli te kunnen zijn om daar te komen praten over de vrijlating van de militairen.
Het gesprek in Tripoli werd echter uitgesteld en is uiteindelijk niet doorgegaan. Op 9 maart reisde Kronenburg weer terug naar Nederland. De volgende dag vertrok hij weer naar de Griekse hoofdstad Athene, om een dag later naar Tripoli af te reizen voor het eindgesprek over de vrijlating van de Nederlanders. Ook dat gesprek heeft niet plaatsgevonden, maar de gevangenen werden toch vrijgelaten. Kronenburg ving hen na hun vlucht met een Grieks toestel in Athene op.
Welke invloed Kronenburg precies op het onderhandelingsproces heeft gehad, beschrijven Rosenthal en Hillen niet in hun brief aan de Kamer. Tenzij WikiLeaks daarover ooit onthullingen doet, zal dat vermoedelijk geheim blijven.