Onderwijs & opvoeding

„Hoornbeeck móét kwaliteit leveren”

Reformatorische scholen liggen geregeld onder vuur, maar uitgerekend het Hoornbeeck College komt in een vergelijkend onderzoek als beste mbo-school uit de bus. Dat willen ze weten op de vestiging in Rotterdam. Voer genoeg voor een gesprek over plus-, min- en verbeterpunten. „We zijn het aan onze achterban én onze identiteit verplicht kwaliteit te leveren.”

Evert van Dijkhuizen
22 March 2011 14:30Gewijzigd op 14 November 2020 14:11
Als je de beste wilt worden, moet je goed samenspelen. Twee docenten en twee studenten van het Hoornbeeck College in Rotterdam: Jannerieke Verloop (linksachter), Bianca Schrijvers (linksvoor), Jan-Willem Kraaijeveld (rechtsachter) en Floris Dekker (rechts
Als je de beste wilt worden, moet je goed samenspelen. Twee docenten en twee studenten van het Hoornbeeck College in Rotterdam: Jannerieke Verloop (linksachter), Bianca Schrijvers (linksvoor), Jan-Willem Kraaijeveld (rechtsachter) en Floris Dekker (rechts

Het nieuws kwam op biddag naar buiten: in de MBO Keuzegids 2011 staat het Hoornbeeck op nummer één. „Gaaf dat een reformatorische school zo hoog kan eindigen in een ranglijst”, reageert Jannerieke Verloop, docent welzijn. „Daar ben ik dankbaar voor.” Floris Dekker, tweedejaarsstudent ict: „Je vraagt je af waarom sommigen de reformatorische scholen nog zo lastigvallen. Wat willen ze daarmee bereiken?”

Het Hoornbeeck scoort in het onderzoek hoog met de kwaliteit van het competentiegericht onderwijs. Deze nieuwe manier van lesgeven, die op veel problemen stuit in het mbo, betekent dat niet het overbrengen van kennis, maar het aanleren van vaardigheden (competenties) centraal staat. Het beroep waarvoor de student leert, is daarbij leidend.

Dat het Hoornbeeck succesvol is met competentiegericht onderwijs, kan Bianca Schrijvers, docent gezondheidszorg, wel verklaren. „Wij hebben ervoor gekozen deze manier van lesgeven niet tot in het extreme in te voeren. De docent staat bij ons nog steeds centraal. Wij vinden dat belangrijk, omdat studenten, zeker als ze hier binnenkomen en pas 16 jaar zijn, sturing en leiding nodig hebben.”

Jan-Willem Kraaijeveld, tweedejaarsstudent commerciële economie, merkt op dat de leraren, ondanks hun centrale positie, goed luisteren naar kritiek en suggesties van de studenten. „Als wij in de les iets aansnijden, staat de volgende dag de opleidingsmanager in de klas om er met ons over te praten. Er wordt echt iets gedaan met onze opmerkingen.”

Floris benadrukt het belang van een goede organisatie op school. „Ik heb hiervoor op een openbaar mbo-college in Zeeland gezeten; dat liep van geen kant. Na twee jaar ben ik overgestapt naar het Hoornbeeck in Rotterdam. De organisatie is veel beter hier. Ik reis vijf uur per dag, maar ik heb van die overstap nog geen seconde spijt gehad.”

Soms merken de studenten dat ze proefkonijn zijn. Jan-Willem: „Dan zijn de lesboeken bijvoorbeeld niet op tijd beschikbaar.” Floris: „Dan wordt er de eerste week met kopietjes gewerkt en zijn de boeken er een week later wel. Je merkt dat leraren in zo’n geval alles op alles zetten.”

Verloop: „Ook al gaan er dingen mis, als je ze eerlijk bespreekt met de studenten is er begrip voor, zonder dat je dat natuurlijk als excuus mag gebruiken. Aan het einde van een periode evalueer ik de lessen geregeld met de studenten, ook wat de organisatie betreft. Dat werkt goed.”

Een tweede onderdeel waar het Hoornbeeck hoog mee scoort, is de begeleiding van studenten. Zo maken alle studenten een persoonlijk ontwikkelplan. Floris: „Vier keer per jaar heb ik een gesprek met mijn studieloopbaanbegeleider. Ik kan dan over school- en studiezaken praten, maar ook over persoonlijke dingen.” Jan-Willem: „Ik zie daar het nut niet zo van in. Bij mij loopt het allemaal wel lekker.”

Schrijvers: „Dat is misschien toch een verschil tussen studenten in de sectoren techniek en economie en die in welzijn en zorg. De laatsten lopen sneller tegen zichzelf aan als ze op jonge leeftijd met ingrijpende zaken, zoals overlijdensgevallen, te maken krijgen tijdens de stage in een verzorgings- of verpleeghuis. Het is goed dat ze daar op school over kunnen praten.”

Verloop is betrokken bij het steunpunt ”studie en handicap” en het studentenzorgteam. „Bij het eerste gaat het om studenten die een beperking hebben, bijvoorbeeld dyslexie, diabetes, autisme of ADHD. Wij proberen hen te helpen door het bieden van ondersteuning en extra faciliteiten. Het zorgteam is er voor studenten met psychische problemen, zoals een negatief zelfbeeld of depressieve gevoelens.”

Zowel de docenten als de studenten zijn het erover eens dat de reformatorische identiteit van het Hoornbeeck in belangrijke mate bijdraagt aan het succes van de school. Floris: „Er zijn hier duidelijke waarden en normen, die iedereen onderschrijft.” Jan-Wilem: „De mentaliteit is beter dan op openbare scholen zoals het Albeda- en het Zadkine College.”

Schrijvers: „Laatst kregen we de vraag van een zorginstelling om tien studenten in de beroepsbegeleidende leerweg te plaatsen. Dan puzzelen we net zo lang totdat we het geregeld hebben. Vervolgens kregen we het compliment: Eindelijk een school die zijn zaken op orde heeft.”

Verloop: „Ambulante begeleiders die ook andere scholen bezoeken, zeggen soms tegen mij: Op het Hoornbeeck komen we in een warm bad.”

Wat kan er beter? Jan-Willem: „De informatie over cijfers en herkansing van toetsen. Daar is veel onduidelijkheid over. En ze moeten stoppen met elke keer te zeggen: Geen vmbo-mentaliteit!”

Floris: „Het computernetwerk werkt traag en valt steeds uit. Het wordt vanuit de hoofdvestiging in Amersfoort geregeld, dus daar moet de oplossing vandaan komen.”

Schrijvers: „Ons competentiegericht onderwijs mag best wat flexibeler. Nu bestaat het eerste jaar voor iedereen uit dertig weken school en tien weken stage. Studenten die langzamer of juist sneller door de opleiding willen, hebben daar geen mogelijkheden voor. Het is een hele organisatie om maatwerk te bieden, maar ik vind het de moeite waard.”

Verloop: „Ons schoolgebouw kent te weinig plekken waar studenten alleen of in groepjes rustig kunnen werken. En ik zou standaard in elk lokaal een smartboard willen hebben.”

Welke tip hebben de vier voor andere mbo-scholen? Floris: „Zorg voor een goede organisatie; het fundament van de school.” Jan-Willem: „Kijk goed naar je toelatingsbeleid. Niet-gemotiveerde studenten moet je weigeren; die hebben een slechte invloed.”

Schrijvers: „Wees betrouwbaar, kom afspraken na en doe wat je zegt. Dus als je het belangrijk vindt dat studenten reflecteren op zichzelf, dan moet je dat als docent ook doen. Je moet dus tegen kritiek kunnen.”

Verloop: „Zorg voor heldere regels, neem je docentschap serieus en laat merken dat je er voor de studenten bent.”


Hoornbeeck

Het Hoornbeeck College heeft vijf vestigingen: Amersfoort, Apeldoorn, Kampen, Rotterdam en Goes. Op de reformatorische mbo-school wordt lesgegeven in de sectoren economie, techniek, zorg en welzijn. Het college telt zo’n 4700 studenten. Bij de reorganisatie van het mbo in de jaren negentig dreigden het Saldenus College (Amersfoort) en het Plancius College (Rotterdam), voorlopers van het Hoornbeeck, opgeheven te worden. Er moesten regionale opleidingscentra (roc’s) worden gevormd en daar konden zij, ook na de fusie tot het Hoornbeeck, als landelijk werkende school niet aan voldoen. Dankzij een uitzondering in de wet kon het Hoornbeeck toch blijven bestaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer