Opinie

Goede theologie is beste apologetiek

Recent wordt er van diverse zijden weer aandacht gevraagd voor het belang van apologetiek in de zin van geloofsverantwoording. Eerder deze maand werd in Den Haag door enkele gereformeerd vrijgemaakte predikanten een heus apologetisch centrum opgericht, terwijl daarnaast drs. J. J. Grandia (RD 24-5) pleitte voor een herwaardering van dit ’vak’ met het oog op de toerusting van jongeren in het reformatorisch onderwijs. Dr. G. van den Brink

30 May 2003 15:01Gewijzigd op 14 November 2020 00:20

pleit ervoor om bij de kern van het christelijk geloof te beginnen. We willen de betekenis van initiatieven die het belang van apologetiek willen onderstrepen, niet uitvlakken. Meer dan Grandia meent, is er ook best behulpzame literatuur over, zij het dat die inderdaad vaak weinig bekendheid geniet. Ik noem nu alleen maar een onlangs bij de IZB uitgebracht boekje van dr. Benno van den Toren, getiteld ”Moeilijke vragen over God en Jezus. Een hulp bij gesprekken over geloven vandaag”. Dit boekje is zeer informatief en niet al te moeilijk geschreven, zodat het voor vele jongeren zeker een hulp kan zijn.

De vraag die we hier aan de orde willen stellen is echter of we door zoveel accent te leggen op apologetiek als aparte bezigheid, niet het risico lopen ons al te zeer verdedigend op te stellen in het getuigend gesprek. Met als gevolg dat we wel allerlei deelaspecten van het christelijk geloof extra benadrukken, maar aan de kern van de zaak -Jezus Christus en Dien gekruisigd- voorbijgaan. Juist die kern valt immers niet met redelijke argumenten aannemelijk te maken.

Aanval
Daarom zou ik in overweging willen geven dat als het om apologetiek gaat de aanval misschien wel de beste verdediging is. Met andere woorden: de beste manier om het geloof te verantwoorden is vanuit een positief getuigenis dat gegrond is in een goede theologie. Daarmee bedoelen we een theologie die haar uitgangspunt open en eerlijk neemt niet in de randen maar in de kern van de zaak: de belijdenis van de drie-enige God, die in Jezus Christus reddend in deze wereld is verschenen. Begint men aan de andere kant (bij de randen dus, of bij die aspecten die het christelijke geloof deelt met andere tradities, zoals het bestaan van God), dan blijkt het in de praktijk altijd weer buitengewoon moeilijk om bij de kern uit te komen.

Laat me dit illustreren aan de hand van enkele thema’s die volgens de voorstanders van apologetiek nader aan de orde gesteld zouden moeten worden. Grandia noemt als zodanig de vragen a) naar het bestaan van God, b) of religie geen inbeelding is, c) hoe we weten dat de Bijbel Gods Woord is, en d) hoe we weten dat het christendom de enige ware religie is. Dat zijn inderdaad enkele klassieke thema’s waarmee de geloofsverantwoording zich bezighoudt, naast bijv. e) het geloof in wonderen en f) de vraag hoe een almachtig en volmaakt goede God zoveel lijden kan toelaten in de wereld.

Stel echter dat we in staat zouden zijn anderen op al deze punten van ons gelijk te overtuigen. We zijn zo goed toegerust tot het apologetisch gesprek, dat aan het eind ervan onze gesprekspartner gelooft dat God bestaat, dat religie geen inbeelding is, dat de Bijbel Gods Woord is etc. etc. Gelooft onze gesprekspartner dan iets meer dan wat de duivel ook gelooft? Het lijkt mij niet. Hij gelooft in elk geval nog altijd niet hartelijk in Jezus Christus als zijn Heere en Heiland. Zoals uit het betoog van Grandia blijkt, komt het ook in de gereformeerde gezindte zeer veel voor dat men a t/m f zonder mankeren gelooft, maar toch vreemd blijft aan het ware geloof in Christus. Terwijl dáár nu juist alles mee staat of valt!

Tobbers
Nu kan men natuurlijk zeggen (en zo verdedigt men het belang van apologetiek meestal ook): Onze gesprekspartner is wanneer hij a t/m f gelooft in elk geval een heel eind verder gekomen. Hij is al veel ’warmer’ dan hij was toen hij nog niets geloofde… Dat is echter nog maar zeer de vraag. Hij heeft weliswaar een heleboel verstandelijke zekerheden méér gekregen. Maar daarmee kon hij wel eens buitengewoon tevreden zijn. Misschien wel méér dan vele atheïsten, die juist omdat ze slechts in leegte geloven onderhuids vaak zoekers en tobbers blijven. Omdat zij ergens in hun hart een open plek houden waar God in past (F. Kellendonk) en daarom ook naar Hem verlangen, zijn zij misschien wel dichter bij het Koninkrijk Gods. Godsdienst als zodanig wordt in elk geval evenzeer en misschien wel méér gebruikt om zich het Evangelie van het lijf te houden, dan als ’opstapje’ om Christus te voet te vallen. Daarom zeggen wij het Karl Barth na: „Wie in het uitdragen van zijn geloof niet bij Christus begint, zal vermoedelijk nooit bij Hem uitkomen.” Die blijft steken in allerlei andere kwesties, die zich doorgaans veelmeer op rationeel dan op existentieel niveau afspelen.

Betekent dat dan dat we op allerlei vragen die mensen van buiten de kerk ons stellen maar niet moeten ingaan? Nee. Maar we moeten dat doen vanuit de kern van de zaak, en niet vanuit de marges. Daarom meen ik ook dat goede theologie c.q. dogmatiek de beste apologetiek is. Want goede dogmatiek cirkelt om de grote geheimen van het geloof: de belijdenis van de drie-enige God (aanstoot voor ons denken!) en van de gekruisigde Christus. Van daaruit mag er openheid zijn om allerlei vragen serieus op ons af te laten komen, en eerlijk te beantwoorden.

Pannenberg
Als voorbeeld van iemand die op deze wijze opereert, zou ik willen wijzen op de Duitse theoloog Wolfhart Pannenberg, en dan met name op zijn recentere werk. Zelden horen we zijn naam als het om apologetiek gaat. Meestal beperkt men zich tot bekende rijtjes als F. Schaeffer, C. S. Lewis, C. van Til en andere. Maar Pannenberg is een buitengewoon erudiet christen, die zijn geloofsleer consequent optrekt vanuit de belijdenis van Gods Drie-eenheid. Van daaruit gaat hij (anders dan bijvoorbeeld Barth, wiens theologie meer op een gesloten huis lijkt) eerlijk en open in op allerlei vragen die buitenstaanders bij het geloof hebben. Pannenberg is namelijk nooit vergeten dat hij zelf ooit ook buitenstaander was, en pas naderhand tot geloof kwam. Nog altijd verbloemt hij eigen aarzelingen en aanvechtingen niet, stelt zich ook niet op boven zijn gesprekspartners, maar maakt intussen wel duidelijk hoe zijn hoop gebaseerd is op wat er objectief, zichtbaar voor iedereen die het zien wil, in de (heils)geschiedenis is gebeurd. Met name de opstanding van Christus speelt daarbij voor hem een belangrijke rol. Maar meer dan voorheen tracht hij in zijn driedelige dogmatiek (1988-1993) ook recht te doen aan het gehéél van de Bijbel. Dat neemt niet weg dat er bij allerlei onderdelen en met name bij zijn schriftleer best kritische vragen te stellen zijn.

Maar van zijn wérkwijze kunnen we in elk geval veel leren. Kortom: apologetiek, ja - maar wel graag ingebed in het geheel van onze theologische geloofsdoordenking!

De auteur is docent dogmatiek aan de kerkelijke opleiding van de NHK aan de Universiteit Leiden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer