Opinie

Beloning bewindslieden

30 May 2003 12:02Gewijzigd op 14 November 2020 00:20

Minister Remkes van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris Van der Knaap van Defensie zijn het roerend eens met hun oud-collega De Boer van Verkeer dat de salarissen van ministers en staatssecretarissen omhoog moeten. Zij vinden het verschil tussen de beloning van een politiek ambtsdrager en die van topmanagers in het bedrijfsleven en in de publieke sector veel te groot.Juist in een tijd waarin de regering pleit voor loonmatiging, roept zo’n pleidooi gemakkelijk weerstand op. Burgers zien politici nog sneller dan anders als zakkenvullers die te veel geld krijgen voor het weinige dat zij doen. En die kritiek beperkt zich niet tot de borreltafel. Ook serieuze politici menen dat de dragers van het politieke ambt te veel verdienen. Te denken valt aan de parlementariërs die namens de SP in de Kamer zitten. Zij zijn hierin zodanig consequent dat ze zelf met een zeer bescheiden salaris genoegen nemen en de rest van hun inkomen in de partijkas storten.

Daar staat tegenover dat met name de VVD geregeld stelt dat de vergoeding voor het werk van een minister of staatssecretaris te laag is. Deze partij wijst dan naar het bedrijfsleven, waar men in functies met vergelijkbare verantwoordelijkheden beduidend meer verdient.

Dat laatste is onmiskenbaar een feit. Zo verdiende staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als directeur personeelszaken bij Unilever behoorlijk meer dan nu.

Dat is geen uitzondering. Een minister kreeg in 1998 zo’n 235.000 gulden en de premier 10.000 meer. Een topman bij Elsevier ontving toen 5 miljoen en zijn collega bij Philips 6,5 miljoen, waarvan bijna de helft onbelast was. Vorige week toonde een vergelijking van topinkomens aan dat Balkenende met 120.000 euro de helft verdient van Docters van Leeuwen, die toezicht houdt op de financiële markt. Ook directeuren van woningbouwcorporaties en energiebedrijven gaan met meer naar huis dan de minister-president.

Politiek Den Haag wil het afromen van de topinkomens in het bedrijfsleven bespreekbaar maken. Daarmee is het pleidooi om de salarissen van ministers en staatssecretarissen te verhogen nog niet van tafel. Zij staan aan de top van de ”BV Nederland”, een ’onderneming’ waarbij elke multinational qua omvang in het niet valt. Die grote verantwoordelijkheid verdient een passende beloning.

Natuurlijk moet het politici om meer gaan dan het verdienen van een goed salaris. Idealisme mag niet ontbreken. Rutte ging met die gedrevenheid de politiek in en nam het voor lief wat minder te verdienen. Die bevlogenheid is nodig om te slagen als bewindsman. Daarom behoeft het verschil tussen het bedrijfsleven en de politiek niet geheel te worden opgeheven. Den Haag is er niet mee gediend als mensen met eurotekens in hun ogen achter de burelen plaatsnemen.

Maar de verschillen zijn nu te groot. Ook in politiek en bestuur is er sprake van een bepaald marktmechanisme. Soms loopt Den Haag echt bekwame mensen mis omdat zij nu eenmaal geen zin hebben financieel fors in te leveren.

Het verhogen van de salarissen van ministers moet bespreekbaar zijn. Daarbij is wel de moeilijkheid dat het kabinet zelf met voorstellen daaromtrent moet komen. Dat roept op zich al bij mensen gemakkelijk het idee op van gulzige geldwolven. Toch is hier sprake van valse schaamte. Het gaat om een publieke zaak, die openlijk besproken moet kunnen worden.

Het aantrekken van bekwame bewindslieden is in het belang van het land. De kloof tussen de salarissen van de echte toppers in het bedrijfsleven en die van bewindslieden in Den Haag valt niet volledig te overbruggen. Maar de salariëring van de leden van het kabinet verdient aanpassing. De vergoeding dient zo hoog te zijn dat het aantrekkelijk blijft het publieke ambt te bekleden.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer