Vak van heggenvlechter is terug
Bij zijn veroveringstocht door de lage landen in 57 v. Chr. kwam Julius Caesar al ondoordringbare heggen tegen. Nog altijd zijn ze te vinden in het Nederlandse landschap. Heggenspecialist Lex Roeleveld: „Ze horen bij ons landschap. Het is hoog tijd dat we hun waarde gaan inzien.”
Dat Roeleveld (59) in het Nederlandse landschap nog eens heggen zou vlechten, had hij nooit kunnen denken. Jaren werkte hij als veeteeltkundige in de tropen. Toen in 2001 zijn loopbaan bij het Nederlands Instituut voor de Tropen eindigde, kwam Roeleveld in aanraking met het heggenvlechten. „Dat interesseerde me vanwege m’n persoonlijke belangstelling voor heggen. Ik hoopte dat er meer oog zou komen voor de landschappelijke en de ecologische waarde ervan.”
De uit Randwijk afkomstige Roeleveld legde zich vanaf dat moment beroepsmatig toe op het onderhoud en beheer van heggen en behoort tot de weinige specialisten die Nederland op dit gebied telt. „Het beroep van heggenvlechter was op sterven na dood. Er was eigenlijk alleen nog maar mondelinge kennis van. Ik ben binnen- en buitenland afgereisd om sporen van vlechtwerk in oude heggen te bekijken en om te praten met bejaarde boeren. Zij wisten mij soms nog te vertellen hoe de heggen werden gemaakt. Veel kennis komt trouwens uit Engeland. Daar heb ik het vak goed geleerd.”
Met heggen bedoelt Roeleveld niet de bekende hagen voor siertuinen, legt hij uit. „Het gaat om de rijen struiken, meestal doornstruiken, die je in het agrarische landschap aantreft. Ze werden eeuwenlang gebruikt als veekering. Julius Caesar kwam ze al tegen bij Gallische stammen in wat nu Vlaanderen is. In later tijden werd het vee van boeren op de woeste gronden buiten de dorpen gehoed. Om de koeien van de akkers en de gewassen weg te houden, werden er heggen geplant. Tot zo’n 200 jaar geleden ging het op die manier. Daarna werd het woeste land verdeeld en kregen de boeren hun eigen weidegrond. Om te voorkomen dat het vee wegliep van de private grond, werden er hagen aangeplant. Overigens dienden ze voor veel meer dan om het vee tegen te houden. Ze leverden geriefhout en brandstof en het loof diende als veevoer.”
Een goed gevlochten heg is ondoordringbaar voor vee en mens, weet Roeleveld. „De stam wordt onderaan ingekapt, zodat de hij platgelegd kan worden maar niet loskomt van de wortelstronk. De heg kan dus wel door blijven groeien en krijgt blad. Nieuwe twijgen groeien recht omhoog, terwijl de gekapte stammen horizontaal doorgroeien. Dat geeft een sterke structuur, die in combinatie met scherpe doorns zorgt voor een ondoordringbare afscheiding.”
Mens en dier werden weliswaar jarenlang tegengehouden door de heggen, voor het prikkeldraad moest de heg wijken. „Die uitvinding betekende het einde van de heg als veekering. Tot ongeveer honderd jaar geleden werden er nog heggen gevlochten, daarna was het zo’n beetje over.”
De heggen die er nog zijn in het Nederlandse landschap, worden bewonderd om hun landschappelijke waarde. Befaamd zijn het Zuid-Limburgse heggenlandschap, het Zeeuwse heggenlandschap rond Nisse en de heggen in de uiterwaarden van de grote rivieren.
Maar bewonderd worden is niet genoeg, vindt Roeleveld. „Heggen moeten vooral goed beheerd worden, willen we ze behouden. Niet voor niets hebben de Nederlandse heggenspecialisten de Stichting Heg-en-Landschap opgericht. Op die manier proberen we bij provincies en landschapsbeheerders het belang van dit stuk cultuurhistorie met een bijzondere ecologische waarde te behartigen.”
Het gaat de stichting niet primair om het in stand houden van het ambacht van heggenvlechten, verduidelijkt Roeleveld. „Die historische kant is interessant ter illustratie. Maar wij kijken vooruit. Het gaat om een scala aan onderhoudsmaatregelen die duurzaamheid en verjonging betekenen.”
Maar al te vaak schort het aan goed beheer of aan geld voor goed beheer, merkt Roeleveld. „Daar maak ik me zorgen over. Als er wordt gesnoeid, wordt dat vaak zonder kennis van zaken en met de verkeerde machines gedaan. Daarbij komt dat er veel wordt gesneden in de budgetten voor landschapsbeheer, en dat pakt nogal eens nadelig uit voor de heggen. Een heg die je nu goed onderhoudt, staat nog tientallen jaren en heeft landschappelijke en ecologische waarde voor de toekomst. Dat is duurzaamheid op haar best.”
De hoge ecologische waarde van een heggenlandschap is helder, stelt Roeleveld. „Een goed onderhouden heg trekt veel verschillende soorten vogels, insecten, knaagdieren en wild aan. Doordat de struiken een lint vormen, verbinden ze verschillende gebieden met elkaar. Ecologische verbindingszones in het klein, zou je kunnen zeggen.”
Gekoesterd
Voor Roeleveld is Engeland hét voorbeeld als het gaat om heggenbeheer. „Daar wordt het werk van Hedge-link, zoals de Engelse heggenstichting heet, gesteund door allerlei natuurorganisaties, van jagersverenigingen tot de vogelbescherming. Een soortenrijke heg is er beschermd en wordt als landschapselement gekoesterd. In Nederland zijn we meer bezig met onder controle houden en beheersen. We moeten echter niet beheersen, maar beheren.”
Natuurlijk is het vlechten van een heg niet de enige manier van onderhoud, benadrukt Roeleveld. „Je kunt een heg ook kappen, zodat hij opnieuw uitloopt, of verjongen door het oude hout er uit te snoeien. Het gaat erom dat de waarde van een prachtig stuk cultuurlandschap behouden blijft. Heggen horen bij Nederland. Wij zijn er de laatste vijftig jaar uiterst slordig mee omgesprongen. Nu realiseren we ons plotseling dat de biodiversiteit achteruitholt, dat de streek zijn kenmerkende elementen verliest en dat we op zoek moeten naar onze genenbronnen (bomen of planten die beschouwd worden als authentiek genetisch materiaal, BvD). In die context zijn heggen waardevol. Nu, en in de toekomst. Het is hoog tijd dat we dat inzien.”