„Burger moet weer baas zijn in de wijk”
De politiek moet burgers duidelijk maken dat zij zelf medeverantwoordelijk zijn voor de handhaving van waarden en normen in hun leefomgeving. Te veel is in het verleden uitgestraald dat de overheid overal verantwoordelijk voor zou zijn.
Dat is de conclusie van een publieksdebat woensdagavond in Den Haag. Overigens kwamen op het debat opvallend weinig ’gewone’ burgers af. Bovendien had de enkele oudere dame die wel was gekomen om haar mond te roeren, grote moeite om te midden van ingewikkelde betogen de aandacht op te eisen voor de problemen zoals zij die ervaart.
De dame woont in een wijk waar het tot tien jaar geleden goed toeven was. De enkele allochtonen die er kwamen wonen, integreerden goed. Sindsdien ging het echter in hoog tempo bergafwaarts. De verhoogde instroom van steeds minder goed integrerende allochtonen zorgde daarvoor. De school kleurde langzaam zwart, er kwamen ordeproblemen, docenten vertrokken, ouders gingen op een wijkavond zelfs met elkaar op de vuist en de wijk verpauperde.
Inderdaad, zo gaf directeur Voets van stichting De Wijk toe, de te grote instroom van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving heeft z’n tol geëist. Culturele diversiteit is mooi zolang er maar een stevig dak van gedeelde waarden en normen en van onderlinge verbondenheid boven staat. En dat dak kraakt. „Het is elke dag een uitdaging om te omschrijven wat we gemeen hebben.”
Toch kan het nadrukkelijk niet de bedoeling zijn om al die culturen te nivelleren, waarschuwde voorzitter Adriaansens van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. „Dat mensen zich thuis voelen in betrekkelijk homogene groepen, mag je ze niet afnemen. Dat zou ten koste gaan van trots en identiteit. Juist in Nederland, waar we de verzuiling hadden, zou het moeten kunnen. Mits er maar verbindingen tussen de homogene groepen zijn.”
Geen gelijkschakeling alstublieft, was ook de boodschap van directeur Ernsting van stichting Humanitas en lector Pauline Naber van Hogeschool Inholland. Zij sloten zich aan bij de keus van de gemeente Den Haag om waarden en normen niet via een stadsetiquette of stadsregels proberen „op te leggen.” Veel belangrijker is volgens hen dat burgers weer verantwoordelijkheid krijgen om samen te werken aan hun leefmilieu.
Ernsting illustreerde die oproep met een voorbeeld uit Amsterdam. Daar liep een groep mensen te hoop tegen de overheid omdat die weigerde zes verkeersdrempels in hun straat neer te leggen. Maar wie rijdt daar te hard dan? wilde een ambtenaar weten. Het bleken dezelfde mensen uit dezelfde straat te zijn. „Zij vormden dus zelf het probleem, maar keken naar de gemeente voor de oplossing.”
„Het is een enorm probleem dat overheden jarenlang hebben gedaan alsof zij overal op aanspreekbaar zijn”, zei ook psycholoog René Diekstra, tevens betrokken bij de stadsetiquette van Rotterdam. „De overheid moet weer helder aangeven: Dit doen wij, en dat is jullie eigen verantwoordelijkheid. Het gaat om collectieve zelfredzaamheid. Individuele zelfredzaamheid roept alleen maar problemen op, zoals zinloos geweld.”
„Buurtbewoners hebben het totaal afgeleerd om in gesprek te gaan met kinderen die problemen veroorzaken”, aldus Pauline Naber. „De politie heeft daar tot op zekere hoogte aan bijgedragen door altijd maar meteen uit te rukken als er werd gebeld. Het is goed dat de politie tegenwoordig eerst eens vraagt of mensen zelf ook al iets gedaan hebben om de zaak op te lossen.”
De Haagse wethouder Heijnen (PvdA) stelde tevreden vast dat de sprekers het kennelijk aardig eens waren met het beleid van zijn gemeente. In plaats van een stadsetiquette heeft Den Haag in het kader van waarden en normen en het tegengaan van „hufterigheid” gekozen voor het project ”Dat zien we graag in Den Haag”. Dat moet burgers motiveren om de handen ineen te slaan en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. De gemeente wil zich daarbij faciliterend opstellen.
Is zoiets niet te romantisch, niet te hoog gegrepen in een tijd waarin individualisme de norm is? wilde de gespreksleider nog weten van directeur Voets van stichting De Wijk. „Nee”, was het antwoord. „De wal keert het schip. Burgers hebben zo langzamerhand goed door dat ze hun verantwoordelijkheid moeten nemen. De overheid moet dat stimuleren, maar de burger erkennen in zijn kwaliteit als buurteigenaar.”