Martelaar, heilige en dominee
Iedere biografie is gekleurd. In het bijzonder in de christelijke traditie, waar biografieën vooral exemplarisch moeten zijn. Of het nu heiligen zijn of martelaren, dominees of bevindelijke vromen, altijd gaat het erom dat de lezer gesticht wordt door hun levensverhaal.
Een biograaf vertelt de geschiedenis van één persoon, en als argeloze lezer vertrouw je erop dat hij dat zo goed mogelijk doet. Toch is het bepaald niet onverschillig wie de verteller is. Een rooms-katholiek beschrijft het leven van Willibrord, Luther of Moeder Teresa anders dan een protestant. Een humanist kijkt anders naar Troelstra, Thorbecke of Kuyper dan een marxist.
Calvijn wordt in de Catholic Encyclopedia nog in 1913 afgeschilderd als despoot die met harde hand over Genève regeerde en zich niet ontzag daarbij over lijken te gaan – alle terechtstellingen en verbanningen in de stad worden voor het gemak maar op zijn rekening geschreven. Terwijl diezelfde Calvijn in talrijke protestantse geschriften met gepaste eerbied wordt behandeld, waarbij de executie van Servet liefderijk wordt vergoelijkt.
Partijdigheid
Wie denkt dat dergelijke partijdigheid in onze tijd niet langer voorkomt, hoeft slechts te kijken naar de biografieën van het moment. Nog altijd is Calvijn enerzijds de verlichte hervormer, anderzijds de nimmer lachende boeteprediker die zijn volgelingen in een ijzeren keurslijf dwong. Nog altijd is Theodorus van der Groe enerzijds de bewonderde oudvader, de laatste onder de profeten, anderzijds een narcistische figuur met grootheidswanen. En nog altijd is Lidwina van Schiedam enerzijds de aanbeden heilige, anderzijds een van de vroegst gedocumenteerde voorbeelden van hysterie.
Tal van biografieën in de christelijke traditie hebben onder dergelijke groteske verschillen in de beeldvorming te lijden. Dat heeft alles te maken met het doel van veel christelijke levensbeschrijvingen: oproepen tot bekering, voorbeelden ter navolging bieden, een bepaald soort ideale vroomheid zichtbaar maken (die in de eigen tijd niet meer te vinden is) of het gelijk van de eigen levensbeschouwelijke groep aantonen.
Dat Calvijn vroeger in de rooms-katholieke traditie als wreed despoot werd afgeschilderd, had alles te maken met het willen bewijzen dat de Reformatie een vreselijke dwaling was – aan de vruchten kent men de boom. Dat prins Maurits in de gereformeerde traditie soms bijna als bevindelijke vrome geportretteerd werd, met stilzwijgend voorbijgaan van zijn levenswandel op zedelijk gebied, had alles te maken met gereformeerd-orangistische partijvorming. Dat talrijke biografieën van predikanten en andere vromen een geur van heiligheid verspreidden, zonder dat er aandacht geschonken werd aan de karakterfouten, zonden en gebreken van de beschreven persoon, had alles te maken met de behoefte om een duidelijk exempel van vroomheid neer te zetten.
Drang tot stichten
Zodra een dergelijke (kerk)politieke of religieuze doelstelling de overhand neemt, wordt het moeilijk om nuchter naar de persoonlijkheid en de levensgeschiedenis van de ‘held’ te kijken. In de ergste gevallen gaat het zelfs niet langer om historische betrouwbaarheid, werkelijkheid of feitelijkheid, maar alleen om geestelijke partijpolitiek.
Maar ook waar dat niet het geval is, zit de drang tot stichten diep bij christelijke auteurs. Of het nu om romans gaat, om kinderboeken of om biografieën, de lezer moet de nodige lessen uit het leven van de hoofdpersoon kunnen trekken. Als dat niet kan, is het boek niet goed. Zo’n boek zegt dus minstens zo veel over de idealen van de auteur (en de lezer) als over de historische werkelijkheid.
Die idealen zijn overigens, ook binnen de christelijke traditie, in de loop van de eeuwen behoorlijk verschoven. Om maar wat te noemen: martelaarsverhalen zijn volkomen uit de mode geraakt. Hedendaagse biografen storten zich liever op de verhalen van bijzondere voorzienigheden in het leven van gelovigen.
Of het nu gaat om de wonderbaarlijke uitreddingen van bevindelijke vromen, of om de ontdekking van ”Gods plan in je leven” bij evangelischer georiënteerde christenen, de rode lijn van de voorzienigheid in het aardse bestaan is vandaag het grote thema. Dat staat in schril contrast tot de verheerlijking van het martelaarschap in vroeger tijden – waar geen enkele aardse uitredding aan te pas kwam. Het lijkt erop dat vandaag niet de martelaarskroon, maar juist de redding van de dood een bewijs vormt van Gods gunst.
Heiligenlevens
In de loop van de tijd verandert dus het soort exempelen waaraan we ons spiegelen. Toch zijn er, de eeuwen door, ook wel een paar constante elementen aan te wijzen. De neiging tot hagiografie bijvoorbeeld, de behoefte om overleden gelovigen op een voetstuk te plaatsen. Wat dat betreft lijken sommige hedendaagse biografieën van bevindelijke gelovigen nog altijd veel op middeleeuwse heiligenlevens.
Natuurlijk, wanneer je alleen maar naar de oppervlakte kijkt, zie je veel verschil tussen het roomse en het protestantse gewaad waarin de hoofdpersoon gestoken is. Maar onder die oppervlakte zitten grote overeenkomsten. De bewuste levensverhalen volgen altijd hetzelfde stramien: geboorte en opgroeien, het moment van de bekering, de vrome levenswandel, de verborgen omgang met God, de echtheid van het geloof die geijkt wordt door wonderen of bijzondere voorzienigheden, en ten slotte het „godzalig afsterven”.
Met dat perspectief is overigens niets mis. Wie vanuit een christelijk perspectief naar mensenlevens kijkt, zal altijd zoeken naar de verhouding van de hoofdpersoon tot God. Geen wonder dat, in dat licht bezien, de bekering altijd als het cruciale proces in de biografie van een gelovige beschouwd wordt. Geen wonder dat de manier waarop het geloof een mensenleven beïnvloedt, in zo’n boek centraal komt te staan.
Onvolmaakte mensen
Maar er is één bezwaar. In hun ijver om de gelovige hoofdpersoon van het verhaal zo exemplarisch mogelijk te maken, hebben christelijke biografen soms de neiging om feiten die minder goed in het mooie plaatje passen, te verdoezelen. Dictatoriale trekjes, een slecht huwelijk, neiging tot roddelen of liegen, van de eigen normen afwijkende denkbeelden, onorthodox gedrag – zulke dingen maken de hoofdpersoon minder voorbeeldig en dus minder populair bij het lezerspubliek.
Toch ligt juist hier dé kans voor stichtelijke schrijvers om een werkelijk christelijke moraal over te dragen. De Bijbel zelf geeft het voorbeeld. Geen Bijbelheilige is volmaakt, allemaal hebben ze hun zonden en gebreken. Jakob is leugenachtig, David pleegt overspel, Elia is soms moedeloos en twijfelzuchtig, Thomas is ongelovig, Petrus is opvliegend en Nicodemus lijdt aan angst voor wat anderen van hem denken.
Dat leert de lezer om geen mensen te verheerlijken, om medelijden en begrip op te brengen voor zwakkelingen en zondaren –zonder de zonde goed te praten–, om het volle accent te leggen op Gods genade. Genade is immers gratie voor mensen die het niet verdienen, die het zelf steeds weer bederven.
Waarheid en werkelijkheid
Dat laatste vormt een zwaarwegend argument voor realisme in de beschrijving van mensenlevens. Geen eenzijdige nadruk dus op vroomheid of goede werken, maar ook aandacht voor aardse, maatschappelijke, kerkelijke, politieke kwesties, voor karakterfouten, zwakheden, onjuiste beslissingen.
In de geschiedschrijving gaat het uiteindelijk immers om iets anders dan om het neerzetten van stichtelijke voorbeelden. Zoals A. Th. van Deursen het treffend formuleerde: „Praktisch toepasbaar nut is niet de goede maatstaf voor de omgang met onze medemens. Wij moeten hem recht doen, zowel de levende als de dode. En daarom moeten wij hem leren kennen. Dus zoeken we in de geschiedenis niet naar wat nuttig is, maar naar wat waar is.”
Met andere woorden: het gaat om liefhebben, niet om verheerlijken. Het gaat om realiteit, niet om idealen. Het gaat om eerlijkheid, niet om stichtelijkheid. Waarheid doet ertoe.
Dat komt het meest prangend aan het licht in de –omstreden– biografieën die de laatste jaren zijn verschenen rond de grondlegger van het christendom zelf. Bijvoorbeeld de boeken ”Was Jezus Caesar” van Francesco Carotta en ”Jezus van Nazaret” van Paul Verhoeven.
Komt het door de al te idealiserende verhaalkunst van veel christelijke schrijvers, dat sommige hedendaagse intellectuelen de neiging hebben om te denken dat Jezus Zelf een legendarische of mythische figuur geweest is, geïdealiseerd en op een voetstuk gezet door Zijn volgelingen? Protestanten mogen van de paus denken wat ze willen, Joseph Ratzinger is wél degene die met zijn boek ”Jezus van Nazareth” –waarvan deze maand het tweede deel verscheen– stelling neemt tegen dergelijke beelden met een hernieuwd pleidooi voor Bijbelse historiciteit.
Deugden van de biograaf
Historische waarheid en werkelijkheid zijn dus prachtige idealen om naar te streven. Maar ook dat blijven idealen. Niemand heeft de waarheid in pacht, en zeker de biograaf niet. Hij mag nog zo zoeken naar hoe het écht geweest is, het is onmogelijk dat hij volledig loskomt van zijn eigen beperkte perspectief. Eerlijkheid is het hoogste wat hij bereiken kan.
Wie dat alles bedenkt, kan eenvoudig een lijstje opstellen van deugden die iedere biograaf zou moeten bezitten. Eerlijkheid en openheid ten opzichte van een andere persoon en een andere wereld. Het bewuste streven om de eigen denkkaders los te laten en onbevangen te kijken naar wat die ander deed en zei. De bereidheid om de eigen theorie aan te passen aan de historische feiten, en niet andersom. Evenwichtigheid in het aan de orde stellen van diverse thema’s. Liefde tot de naaste. Bescheidenheid, dat vooral. Bescheidenheid is de grootste deugd die een biograaf bezitten kan.
Zo’n opsomming van ideale eigenschappen kan makkelijk biografen in spe afschrikken, maar dat is geenszins de bedoeling. Idealen zijn er juist om naar te streven. Eén ding is immers nog erger dan een onzorgvuldig geschreven biografie: een ongeschreven biografie.
Boekenweek 2011
De Boekenweek, die vandaag begint, heeft als thema ”Curriculum Vitae – Geschreven portretten”. Centraal staan de opgetekende levensverhalen van mensen, beroemd of minder beroemd.
Tegelijk met de Boekenweek heeft de Week van het Christelijke Boek plaats met als thema ”Verhalen van leven”, georganiseerd door de Brancheorganisatie voor het Christelijke Boeken- en Muziekvak (BCB).
In deze bijlage aandacht voor zowel de Boekenweek als voor de Week van het Christelijke Boek.