Zoeken naar slachtoffers tsunami
SENDAI – In het verwoeste rampgebied in het noordoosten van Japan is een moeilijk en luguber werk begonnen: het ruimen van de talloze lichamen, verborgen onder modder en puin.
Het lijkt op een scène uit een rampenfilm. Een groepje mannen in zilverkleurige jassen en met witte helmen op beweegt zich langzaam door een wereld van ontwortelde bomen, huisraad en verwrongen auto’s. Soms zinken ze tot aan hun knieën in de modder. Steeds prikken ze met een lange stok om zich heen. Brandweermannen op zoek naar lichamen.
Ze werken systematisch; hun gezichten staan somber. Er wordt nauwelijks gepraat. Velen hebben zelf vermiste familieleden. „Ik heb verscheidene familieleden niet kunnen bereiken”, zegt de 41-jarige Sato. „Ze woonden in een gebied dat vrijdag werd verwoest.” Toch gaat Sato stoïcijns door met zijn zoektocht naar lichamen van slachtoffers.
Mogelijk is hij bang dat als hij zich maar een fractie van een seconde wél zorgen maakt, hij het emotioneel zware werk niet meer aankan. Of misschien verdwijnen zijn eigen zorgen in het niet vergeleken met het leed waarmee hij hier dagelijks wordt geconfronteerd.
Het zoeken naar lichamen is veeleisend werk. Het door de tsunami getroffen gebied is enorm groot en moeilijk binnen te komen. Veel dodelijke slachtoffers liggen bovendien verborgen onder het modder, of ze liggen in het water.
Verder is nog volstrekt onbekend wat het aantal doden zal zijn. Veel gezinsleden die de tsunami ontvluchtten, zijn elkaar uit het oog verloren en zijn nog niet met elkaar verenigd. Het is vrijwel onmogelijk om iemand telefonisch te bereiken en families hebben ook nog eens geen huis meer waarnaar ze kunnen terugkeren.
Realiteit
Nu er elke dag honderden nieuwe slachtoffers worden ontdekt en talloze anderen als vermist worden opgegeven, begint de werkelijkheid van de ramp tot de Japanners door te dringen.
Zo wordt in het nabijgelegen Minamisanriku de helft van de 10.000 inwoners vermist. In Rikuzentakata zitten slechts 5900 van de 23.000 inwoners in evacuatiecentra.
„Ik kan het einde van ons werk niet zien”, zegt Sato. „Het bergen van lichamen zou wel een maand in beslag kunnen nemen.” Zijn jonge collega die naast hem loopt zegt niets en kijkt naar beneden, terwijl hij zijn ene been uit de modder trekt. Ondanks de kalmte die ze uitstralen, kun je voelen dat ze diep geraakt zijn door het werk dat ze verrichten.
Plotseling verstoort een schreeuw de onnatuurlijke stilte van de modderige woestenij. „Tsunamiwaarschuwing”, roept een leider. Zijn roep wordt onmiddellijk herhaald door elke brandweerman in de buurt. Er klinkt nog wat gekraak uit zijn radio, en iedereen kijkt rond of er nog andere hulpverleners in de omgeving zijn.
„Het is ons bevolen om een hoge plek te zoeken”, schreeuwt de leider. Alle mannen lopen onmiddellijk naar een van de weinige nog overeind staande huizen. Een van de brandweermannen loopt door het water naast het huis en zinkt plotseling tot aan zijn middel naar beneden. „Pas op”, schreeuwden anderen, „die plek is diep.” Hij is waarschijnlijk niet de eerste die deze fout maakt.
De stokken die ze enige minuten daarvoor nog hebben gebruikt om naar slachtoffers te zoeken, wijzen nu op een ondiepere plek om doorheen te waden en de hulpverleners helpen elkaar het dak op.
Daar aangekomen zien ze al snel nog een alleen lopende brandweerman zo’n 100 meter verderop. Langzaam loopt hij naar het huis toe. „Hij lijkt zich totaal geen zorgen te maken”, zegt een van de brandweerlieden met verbazing in zijn stem. Twee anderen lachen. De aandacht van nog twee brandweerlieden wordt getrokken door het schelle geluid van een politiefluitje. Nadat iedereen op het dak zit, roept de leider naam voor naam. „Hai” (ja), schreeuwt elk persoon als hij zijn naam hoort.
Veilige plek
Nu zitten ze stilletjes op het dak en wachten. Sommigen praten. Niemand zegt wat geks. Sommigen kijken aandachtig naar een rij bomen aan de horizon waar ze weten dat de zee is. In het noorden stijgt een dikke zuil van donkere rook de lucht in. De olieraffinaderij die vrijdag kort na de aardbeving vlam vatte, brandt nog altijd. De rook aan de horizon draagt bij aan het onheilspellende beeld van verwoesting dat zich om hen uitstrekt.
Als er een tsunamiwaarschuwing komt moeten brandweermannen onmiddellijk een veilige plek vinden. „Je weet nooit of zo’n waarschuwing vals alarm is of niet”, zegt een van de wat oudere brandweerlieden terwijl hij op het dak naar de rij bomen ver weg kijkt. „Het is beter om het zekere voor het onzekere te nemen.”
Na ongeveer een halfuur klinkt er weer gekraak uit de radio. Er is nog tijd voordat de tsunami aankomt zegt de stem aan de andere kant. Ze krijgen toestemming om het gebied uit te lopen.
Slachtoffers
Terwijl ze langzaam naar hogere grond lopen, markeren brandweermannen, gekleed in gele broeken en oranje jassen, de lichamen van twee slachtoffers die voor het alarm gevonden zijn. Ze schrijven een nummer op een nabijliggend stuk hout en wikkelen de naakte lichamen in blauw zeil. Ze zullen later geborgen worden, legt Sato uit. „Het is heel moeilijk om de lichamen het gebied uit te krijgen”, zegt hij, „dus maken we soms gebruik van helikopters.”
Voorzichtig lopen ze terug naar een nabijgelegen snelweg. Ze klimmen over boomstronken en puin. Soms glijden ze uit. Sato valt zelfs een keer. Maar er klinkt geen onvertogen woord.
RD-correspondent Kjeld Duits bevindt zich in het rampgebied in Japan. Vanuit het zwaar getroffen Sendai doet hij verslag voor deze krant.